The days without a voice

21 januari 2017 - Kep, Cambodja

De laatste dagen in Cambodja was ik ziek. Geen voedselvergiftiging of rabiës, maar een ouderwetse verkoudheid (mede mogelijk gemaakt door de airconditioning). Het begon met wat bloedneuzen in Siem Reap, daarna verloor ik mijn stem voor twee dagen en tot slot vermaakte ik al mijn kamergenoten met enorme hoestpartijen (en een schorre stem die ik nu nog steeds heb).

Ik vertrok met een nieuwe groep uit Siem Reap: twee Britse stellen van midden twintig, twee Noorse meiden van negentien en een ouder en hilarisch Canadees koppel (later voegde zich er nog een Australisch meisje en een Deens koppel aan toe).
De eerste stop na Siem Reap was Battambang: een plattelandsplaatsje met markten waar je rat op een stokje en gefrituurde kikkers kon krijgen (die ik normaal gesproken natuurlijk heerlijk zou vinden, maar ik voelde me een beetje te ellendig door mijn verdwenen stem). We sliepen in een homestay in een klein dorpje naast Battambang. We kwamen halverwege de middag aan en liepen een rondje door het dorp, langs een rijstfabriek, rijstwijnmakerij en een taalschooltje met vijftienjarige kinderen die al vet goed Engels konden (ik was de fotograaf die dag...). ’s Avonds hadden we een heerlijk avondmaal van typische Cambodiaanse gerechten, onder de prachtige klanken van eerst een minaret (uit het naburige islamitische dorp) en daarna monnikengezang (uit dit boeddhistische dorp). Blijkbaar was er iemand uit één van de dorpen overleden, waardoor het gezang niet ophield tot na middernacht.
We stonden vroeg op voor een tien uur durende autorit naar Sihanoukville (een kustplaats). We vertrokken om 6:00 en kwamen om 16:00 op plaats van  bestemming aan, met onderweg een paar plaspauzes en een lunchpauze. Aangekomen deden we een paar uur niks in de hotel- en hostelkamers en ’s avonds genoten we van een diner van verse vis in een restaurantje op het strand.

De volgende dag hadden we een vrije dag in Sihanoukville. Bijna iedereen ging mee op een snorkeltour (en kwam hevig verbrand – sommigen zelfs met blaren – terug), maar omdat ze geen duikbrillen op sterkte hadden kon ik niet mee (*snik*). Daarom spendeerde ik de dag maar op het strand. Laat opstaan, rustig ontbijt en een strandwandeling van een uur naar Otres Beach, een strand wat verder van de drukke hoofdstranden af. Daar vond ik een lekker ligbed vlakbij de zee en at ik een veel te dure salade in het restaurant. Lekker dutjes doen, lezen, muziek luisteren, zwemmen en met de tuktuk weer terug naar het hoofdgedeelte. ’s Avonds ging ik uit eten met een meisje dat ik in Nepal had ontmoet en haar reisgenoot. We waren allemaal moe van een dag niets doen, dus het bleef bij eten en een korte strandwandeling.

Vrijdagochtend reden we naar Kampot, een stadje iets meer het land in dat bekend staat om zijn peper- en zoutteelt. Na een lunch in een restaurant waar voornamelijk doven werkten gingen ik, de Canadezen en de Denen op een tour naar de pepervelden. De eerste stop was vreemd genoeg een grot. Eerst liepen we om de grot heen naar een grote grotopening waar een tempel in was uitgehakt en daarna namen we een “shortcut” door de grot terug naar de auto. Het was donker, nauwe en glibberig, er waren spinnen en we hoorden vleermuizen (maar het was wel korter dan terug lopen). De tweede stop was dan daadwerkelijk een peperplantage. Eerst kregen we een uitleg over hoe peper groeit en geteeld wordt, daarna een rondleiding over de velden en vervolgens mochten we een paar peperkorrels proeven (ik kreeg al een hele hoestbui van de minst pittige peperkorrel, dus sloeg de rest maar over...). Voor de liefhebber: er zijn twee soorten peperkorrels, groen en rood (rood is rijpere groene korrel). De korrels worden geplukt en eventueel gedroogd (dan gaan ze langer mee). Zwarte peperkorrels zijn groene peperkorrels die eerst gekookt zijn en dan gedroogd; witte peperkorrels zijn rode peperkorrels die eerst gepeld zijn en dan gedroogd. Je leert nog eens wat.

Zaterdag vertrokken we naar Kep, een klein havenplaatje op nog geen uur rijden van Kampot. Daar bezochten we een lokale vismarkt en namen de boot naar Koh Tunsai (‘Rabbit Island’). We meerden aan op het strand van ons bungalowresort en verbleven daar de hele middag; op de strandbedden en hangmatten, lezend, zwemmen en slapend. We aten in het resortrestaurant op het strand en ’s avonds speelden we kaartspelletjes. Ook genoten we van een nachtlijke zwem onder het licht van de sterrenhemel en het licht van… plankton in het water! Wanneer je met je armen en benen wapperde lichtte het plankton op (kleine blauwgroene stipjes), waardoor het leek alsof je zelf licht gaf. Best wel gaaf en uniek - zelfs onze gids had dat nog nooit gezien!
En dan zijn er nu nog maar een paar dagen te gaan: via Phnom Penh, Siem Reap en Bangkok weer naar huis.

1 Reactie

  1. Ina:
    23 januari 2017
    Wat een mooie laatste avonturen nog. En houd je nu die schorre corpsstem? Nog twee nachtjes!