The days in the bus(h)

7 oktober 2019 - Swakopmund, Namibië

Daar gaan we weer, op naar een nieuw avontuur aan de andere kant van de wereld!
Dit avontuur begint in Kaapstad, Zuid-Afrika. Nadat mijn airport transfer niet was komen opdagen en ik mijn gloednieuwe herbruikbare waterfles verloor in de taxi, kwam ik heelhuids aan in mijn hostel, waar ik (gelukkig) vrolijk werd onthaald door mijn nieuwe kamergenoten – een Zweedse jongen en een meisje uit Brazilië – met een potje mikado.

Mijn eerste dag in Kaapstad spendeerde ik op de meest toeristische manier mogelijk, namelijk in de alombekende rode dubbeldekker die de stad en omliggende natuur doorkruist door middel van een hop-on-hop-offsysteem. De bus bracht me langs wat interessante plekken, zoals de wijnregio Constantia, de stranden van Hout Bay en Camps Bay, en onderlangs de Tafelberg en de Lion’s Head. Het was druk, voornamelijk met locals, want wat kan je beter doen op je vrije zaterdag dan een toeristenbus nemen naar het strand? Voor mij was het vooral lekker om even met m’n kop in de zonnige buitenlucht te zitten en niet te hoeven sjouwen.
Mijn andere vrije dag in Kaapstad bracht ik door op een dagtour naar de Cape Peninsula: in een bus met grofweg vijftien buitenlanders (o.a. Zwitsers, Australiërs, Argentijnen en Singaporesen) reden we door de stromende regen richting het natuurgebied ten zuiden van Kaapstad. We brachten een bezoekje aan een uitzichtpunt op de mistige Tafelberg alvorens we naar Boulders Beach reden om naar de schattige pinguïns te kijken, die daar in grote getalen uit de zee komen waggelen en zich nestelen op het strand en tussen de rotsen. Het regende behoorlijk, maar één van de dames uit Singapore was zo aardig om me haar knalgele regencape te lenen (niet dat dat wat uitmaakte, maar het was een lief gebaar). We reden door naar het zuidelijkste puntje van de Peninsula, waar de hemel openbrak en de zon ging schijnen. We bewandelden een heuvel tot een uitzichtpunt bij een vuurtoren en zagen ver beneden ons een aantal jonge walvissen uit het water springen, luidkeels aangemoedigd door een groep overenthousiaste Duitse bejaarden (die stiekem de show stalen). Daarna liepen we over een bijzonder winderig pad hoog over de kliffen richting een uitzichtpunt op Kaap de Goede Hoop, de behoorlijk agressieve bavianen nauwkeurig omzeilend. Het uitzicht was schitterend: prachtige witte kliffen, groene bomen en turkoois water, wat je niet echt verwacht bij een Afrikaans land. Terug in Kaapstad werd ik geïntroduceerd aan de mensen met wie ik de aankomende twee weken zou gaan optrekken, namelijk mijn groep van G-Adventure voor de groepsreis naar en door Namibië.

De groep bestaat uit achttien man van al over de wereld (lees: vooral Europa): Duitsland, België, Denemarken, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, Spanje en Australië, plus een gids en chauffeur uit Zimbabwe. De eerste dag spendeerden we voornamelijk in onze lando, d.w.z. een soort "bus meets 4wd" met genoeg opslagruimte voor alle rugzakken, tenten, matrassen, watertanken, boodschappen en keukengerei. We stopten voor lunch bij een cultuurcentrum gewijd aan de naburige !Khwa ttu San, waar we wat leerden over de twee belangrijkste dingen ter wereld, namelijk taal en thee (kliktaal, welteverstaan). Aan het eind van de middag kwamen we aan op onze camping in Cederberg, waar we – nadat we onze tenten hadden opgezet – werden beloond met de meest riante wijntour ooit: zes verschillende wijnen (waaronder een soort port op basis van rooibosthee) die we zelf in mochten schenken, plus toastjes met kaas. Dat werd een hele lange avond.

Onze tweede dag bestond opnieuw uit voornamelijk in de bus zitten, wat ook kwam doordat we redelijk laat (lees: niet voor 7:00) vertrokken en we twee uur spendeerden in de laatste grote stad om voorraden in te kopen, waar het bovendien retedruk was omdat de bewoners blijkbaar net hun loon hadden gekregen. Onze kamp bevond zich aan de Orange River (genoemd naar onze eigen Oranjes) die de grens vormt met Namibië. We waren op tijd voor een mooie zonsondergang op de rivier, een kampvuur, flessen wijn en lange gesprekken met de andere G-Adventure groep die in omgekeerde volgende de tour deed en aan wie we tips konden vragen voor Namibië.

Woensdag begon met een kanotocht over de Orange River. Tien kilometer van het kamp werden we gedropt en pendelden we in tweepersoonskano’s (die verdacht veel op raftboten leken) terug over de rivier. Het was vroeg, maar de zon was al behoorlijk warm, dus het opspattende water en de duik in de rivier halverwege de tocht waren zeer welkom. Uitgeput en met blaren op de handen kwamen we terug bij het kamp, voor een welverdiend ontbijt (!). Daarna was het plan om snel in te pakken en naar de grensovergang met Namibië te rijden, maar dat mislukte omdat één meisje haar paspoort kwijt was en we er pas na twee uur achter kwamen dat deze nog in het hostel in Kaapstad lag… Dus één man minder maakten we de oversteek naar Namibië. Drie uur in de lando later kwamen we eindelijk aan op onze eindbestemming voor de dag, de Fish River Canyon, maar helaas te laat voor de de zonsondergang. Daarom stonden we de volgende dag al om 5:00 op, om dan in ieder geval de zonsopgang bij de Canyon te kunnen zien.

Ondanks dat de Fish River Canyon (althans volgens de gidsen) de op één na grootste canyon in de wereld is, is het toerisme van een heel ander niveau dan dat van de Grand Canyon. We wandelden over een “pad” langs de rand van de canyon naar een uitzichtpunt met wat vergeelde borden over de omgeving, waar een bus Franse toeristen van hun ontbijt aan het genieten was. Dat was het. Geen bezoekerscentrum, souvenirshop, camping, lodge, rangerstation, waarschuwingsbordjes, opdringende locals – niets. De canyon zelf was een fatsoenlijke canyon, waar je de gesteentelagen duidelijk kon zien; de kleurwisselingen en vegetatie die de Grand Canyon zo mooi maken ontbraken echter. Maar het maakte het wel tig keer mooier omdat er niemand was. Vlug terug in de bus en tien uur later kwamen we aan bij onze nieuwe camping, middenin de woestijn.

Die vrijdag stond in het teken van het verkennen van de Namib woestijn en de naburige Sossusvlei. De Namib woestijn staat bekend om zijn duinen van haarfijn roodoranje zand en de bekendste duin is Dune 45, dus deze beklommen we in de vroege ochtend samen met nog een stel andere Franse en Duitse toeristen. Het was een pittige wandeling door het rulle zand, maar met prachtige uitzichten op het niemandsland om de duinen heen.
Na het ontbijt gingen we naar de Sossusvlei, waar we op een 4wd over moesten stappen en werden gedropt op een onbekend stuk woestijn. De kleine meute van dezelfde toeristen als op Dune 45 achtervolgend kwamen we, al hobbelend over nog meer duinen, uit op de “hoofdattractie” van Namibië: een stel dode zwarte bomen op een ondergrond van witte klei, met een prachtige achtergrond van de rode duinen en de blauwe lucht. Voor zowel Dune 45 als de Sossusvlei gold hetzelfde als voor de eerder genoemde Canyon: een toeristische topattractie in de meest natuurlijke vorm, zonder boardwalks, informatieborden of souvenirshops. Alleen als je weet waar je heen moet, kom je er; en behalve een bord dat je de bomen aan mag raken staat er niets. Goed voor foto’s ohne leute natuurlijk, maar het mag duidelijk zijn dat het Westerse regeltoerisme hier nog niet geheel is doorgedrongen (of dat goed of slecht is laat ik in het midden).
Uitgeput van al het geklauter en geselfie stortten we ons op een welverdiende lunch. ’s Middags spendeerden we opnieuw in de lando en kampeerden we op een plek in de woestijn waar eigenlijk niemand was, behalve een waterplaats waar ’s avonds een kudde stampvoetende zebra’s kwam drinken.

Zaterdagochtend reden we de laatste kilometers naar Swakopmund; het enige stukje beschaving (lees: met échte bedden en wifi) in de wijde omtrek. We stopten op een paar interessante punten onderweg, zoals de steenbokskeerkring (waarbij de helft van de groep geen idee had waar ze naar stonden te kijken), een uitzichtpunt op een kloof die vroeger onder water stond, en de kustplaats Walvisbaai waar we de flamingo’s in de haven konden fotograferen. En dan eindelijk: Swakopmund. Wifi, koffie en taart (want dat kunnen die Duitsers wel) - hard verdiend na vijf dagen kamperen. Over de avonturen die we hier hebben beleefd lees je volgende week 😉

7 Reacties

  1. Flo:
    7 oktober 2019
    Klinkt weer top Luus!
  2. Ina:
    7 oktober 2019
    ha, een teken van leven! Klinkt weer als een mooi maar slopend reisje. En jij wist het toch wel hè, van die steenbokskeerkring? Veel plezier lieverd xxx
  3. Willem:
    7 oktober 2019
    Ha de dode bomen in de Sossusvlei; een heel bekend onderwerp van landschapsfotografen. Dacht dat het er vergeven zou zijn van de touristen; niet dus. Benieuwd naar de fotoos.
  4. Joke:
    7 oktober 2019
    dat meisje, zonder paspoort, kon dus verder niet meer met jullie mee?
  5. Het Kind:
    13 oktober 2019
    Ze moest met de bus terug naar Kaapstad en vloog vervolgens naar Swakopmund om weer bij ons aan te sluiten. Ze miste dus 3-4 dagen van de tour, maar kon dus wel weer mee!
  6. Wilma Kreuning:
    7 oktober 2019
    Wat een geweldige reis, ben benieuwd naar je volgende verhaal.
  7. Tanja:
    18 oktober 2019
    Het lijkt me heel onwerkelijk, zo’n woestijngebied aan je voeten. Mooi!