The days full of (involuntary) adventure

8 juni 2022 - Cotopaxi, Ecuador

Cotopaxi is een majestueuze stratovulkaan met een hoogte van 5.897 meter, liggend in het gelijknamige nationale park. In de buurt liggen andere, net iets minder majestueuze vulkanen met nog ingewikkeldere namen, zoals Rumiñahui en Pasochoa. Niet ver van deze laatste vulkaan ligt het hostel van Secret Garden, wat eerder een soort uitgebreide trekkerslodge is: er is een grote binnenruimte met zithoek, open haard, en meerdere eettafels, en buiten zijn verschillende slaapplaatsen waaronder schattige ‘hobbitholen’, afgelegen ‘vogelhuisjes’, en grote slaapzalen met simpele houten stapelbedden. Daarbij is er een jacuzzi waar gratis gebruik van kan worden gemaakt, lopen er wat kwispelende honden rond, en om het helemaal Ecuadoraans te maken is er ook nog een wei met lama’s die je bananenschillen kan voeren.

De meeste backpackers – waaronder ikzelf – kopen de ‘package deal’ van het hostel Secret Garden, wat betekent dat je met een shuttle van Quito naar het hostel in Cotopaxi wordt gebracht, twee nachten daar slaapt, twee wandelingen gratis kan doen, en al het eten erbij krijgt. De shuttle vertrok uit Quito om een schappelijke 10:00, en om 12:30 kwamen we al bij het hostel aan, na ruim een uur over een ontzettend hobbelige weg gereden te hebben. We kregen een briefing en daarna lunch (een prima soepje en wat kikkererwtenballen met rijst). Om 14:00 stond er een wandeltocht naar een paar watervallen op het programma, maar deze ging helaas niet door vanwege het onweer. Dus spendeerden we de middag maar met kaartspelletjes, een korte wandeling door de velden, het voeren van de lama’s, en een uurtje in de jacuzzi meteen karafje glühwein. ‘We’ is overigens ik en mijn nieuwe internationale vriendengroep (Canada, Israël, VS, Argentinië, Nederland). Om 19:00 werd het eten geserveerd (alweer fajitas, maar mij hoor je niet klagen). De avond spendeerden we met wat lezen en kletsen bij het haardvuur, terwijl de honden op onze schoten lagen te slapen.
Na een woelige nacht in de slaapzaal (een meisje lag een uur lang te hoesten), werden we allemaal rond 6:00 wakker. En dat is de perfecte tijd om wakker te zijn, want dan is het helder en kan je de vulkaan Cotopaxi goed zien. ’s Middags wordt het namelijk bewolkt en verdwijnt het prachtige landschap compleet. Na een goede fotoshoot van de vulkaan was het tijd voor ontbijt, om alvorens snel onze laarzen aan te doen voor de ochtendactiviteit van de dag: paardrijden in het nationale park Cotopaxi. We werden met een busje over de hobbelige weg naar de boerderij gebracht waar de paarden stonden, kregen een Spaanse uitleg over hoe je paard moet rijden, zetten onze helm op, en hup daar gingen we. Drie uur lang reden we over een Lord of the Rings-achtig landschap tussen de verschillende vulkanen door, die we soms wel en soms totaal niet konden zien door de wolken. We zaten zo hoog dat er geen bomen meer waren, maar wel een soort steppeachtig gras, riviertjes, kleine kloven, en taaie struiken. Na een paar uur konden we even stoppen om onze benen te strekken en een stukje bananenbrood te eten; mijn paard was jaloers en probeerde de snack van me af te pakken. Het laatste halfuur rijden ging een stuk sneller, omdat de paarden duidelijk de stal al konden ruiken; in een snelle draf en galop raceten ze elkaar voorbij om als eerste weer in de stal te komen. Het was daarbij vooral hilarisch om de Zwitserse jongen te aanschouwen die nog nooit op een paard had gezeten en zich daarom een ongeluk schrok toen zijn paard ging galopperen.
Om een keurige 13:00 waren we terug in het hostel, wat ons genoeg tijd gaf voor een welverdiende lunch en om ons om te kleden voor de middagactiviteit: de watervalwandeling die ons de dag ervoor was ontnomen door het onweer. Omdat er inmiddels nieuwe mensen waren aangekomen (inclusief twee van mijn eerder gemaakte vrienden) en er meer mensen een raincheck hadden gewild, waren we met best een grote groep (dertig). De wandeling ging eerst door het bos heen, waar het al best modderig was, en kwam uiteindelijk uit bij de beek. Vervolgens was het een hoop geklauter over stenen en geploeter door de beek, van de linkeroever naar de rechteroever en weer terug, in een grote slinger achter elkaar aan. Ook begon het te regenen, wat het nog avontuurlijker maakte. We kwamen uiteindelijk aan bij een prima waterval met een klein meertje eronder. Wie in het ijskoude water wilde zwemmen mocht dat doen, dus de stoere jongens wisten niet hoe snel ze hun truien en wandelbroeken uit moesten trekken om als eerste het water in te springen. Na deze pissing contest keerden we huiswaarts; eerst weer een eindje terug door de rivier, en vervolgens over modderige en glibberige paden door het bos heen. Het was inmiddels 16:00 geweest, dus begon het te onweren, maar gelukkig waren we ver genoeg bij het water verwijderd.
Terug in het hostel was het eerst tijd om te ontspannen met een snack (llapingachos: gefrituurde aardappelpannenkoekjes gevuld met kaas) en thee, plus een hond om te knuffelen, bij de openhaard. Om 19:00 bleek het Italiaanse avond te zijn: dat betekende kaarslicht, Italiaanse tophits, rode wijn, verschillende pizza’s om te delen (bekende smaken als margarita en peperoni, maar ook avontuurlijkere smaken zoals mango-geitenkaas en cavia), en tiramisu na. Na het eten speelden we nog wat potjes kaart, en genoten daarna van een welverdiende nachtrust. Omdat er mijn tweede nacht geen plekken meer waren in de dorm, sliep ik in één van de vogelhuisjes: een klein houten huisje op hoge palen, met een heerlijk zacht tweepersoonsbed. Daar had ik wel behoefte aan; de luxe van de businessclass was immers alweer even geleden.

De dag erna beloofde sowieso een drukke dag te worden – maar de realiteit was nog erger. In de ochtend zouden we de Pasochoa wandeling doen en in de middag moest ik met de shuttle naar mijn volgende bestemming (Baños). De wandeling begon om 8:00 en zou, volgens de website, tot 14:00 duren, waardoor je ruim op tijd zou zijn voor de shuttle van 15:00. In de praktijk echter waarschuwde het personeel ons dat we wel op moesten schieten om de shuttle van 15:00 te halen. Dit vond ik eigenlijk wel gek, zeker gezien de combinatie ‘haasten’ en ‘hoogte’; waarom kon de shuttle niet een uur later vertrekken? Maar goed, we bleven positief, en begonnen met de wandeling. De wandeling zou ons in vier uur naar de top van de Pasochoa vulkaan (4200 meter) brengen, en in twee uur weer terug door het modderige bos. Vanwege de modder werden wandelschoenen afgeraden en moesten we de laarzen van de watervalwandeling aan (die overigens best veel grip hadden). Het begin van de wandeling ging door het bos en was pittig, maar te doen. Het pad was – net zoals het pad van de watervalwandeling – glibberig en oneven, waardoor we af en toe wat moesten klauteren. Uiteindelijk opende het bos zich en liepen we door een wat meer steppeachtig landschap. De route kwam uit op een ietwat modderige weg, van waar we eindelijk ons eindpunt konden zien: het hoogste punt op de rotsachtige kraterrand van de Pasochoa vulkaan.
Vanaf daar werd het zwaar. Ik merkte dat ik op deze hoogte (toch wel 4000 meter) eigenlijk te weinig lucht kreeg, waardoor ik om de zoveel meter moest stoppen om lucht te krijgen. Deed ik dat niet, dan ik kreeg ik zo weinig lucht dat mijn lichaam in de paniekstand schoot en ik moest hyperventileren (wat niet hielp om normaal te kunnen ademen). Probleem daarbij was ook dat het onmogelijk was om kleine stapjes te nemen op het pad, omdat het pad nog steeds rotsig en glibberig was en we af en toe moesten klimmen. Het gevolg was dat ik steeds verder achterbleef op de groep, gelukkig tezamen met vrolijke Amerikaanse Tina, die in het hostel werkte en fungeerde als assistent-gids. De daadwerkelijke gids, Johnny, en de rest van de groep liepen ver op mij voor. Toen we eindelijk bij de laatste klim waren aangekomen ging de rest alweer naar beneden. Ik wilde per se de top bereiken en Tina was mijn nummer één supporter, dus die ging met me mee. En ik haalde de top, om 12:00 precies. Afgepeigerd en met een bonzend hart, maar wel gehaald. Vijf minuten hadden we maar, voordat we weer naar beneden moesten. Het uitzicht was overigens niks waard, vanwege de wolken die het grootste gedeelte van het dal al in nevelen hadden gehuld. Snel terug dus maar, dezelfde weg die we gekomen waren.
Maar, toen we al een tijdje aan het afdalen waren, leek het pad opeens in niets op wat we eerder gelopen hadden. Het waren namelijk plots twee parallelpaden, alsof het een (ongebruikt en overwoekerd) pad was voor een auto, en lang niet zo modderig als eerst. Oftewel – we waren verdwaald.
Met behulp van offline maps konden we in ieder geval uitvinden waar we waren, namelijk aan de andere kant van Pasochoa dan waar we heen hadden gemoeten (we waren te veel naar links afgedwaald). Toen we ons dat hadden gerealiseerd hoorden we opeens stemmen vanuit het dal aan onze rechterhand, en toen we gingen kijken zagen we in de verte – aan de overkant van het dal – kleine felgekleurde speldenprikjes omhoog naar de weg klauteren. Dáár was de rest, en door de akoestiek van het dal konden we ze horen. Om hun aandacht te krijgen begonnen Tina en ik te roepen en gelukkig hoorden ze dat, maar helaas ging veel van de zinnen verloren in de lucht, waardoor we niet wisten wat we moesten doen. Op elke andere hoogte zouden we terug zijn gelopen om het pad te vinden, maar door de ijle lucht kostte elke meter omhoog mij zoveel moeite dat ik dat eigenlijk niet aan kon. We deden daarom een halfslachtige poging om van het pad omlaag te klimmen, om zo een afsteek te maken naar het originele pad, maar dat bleek vruchteloos. Toen hoorden we de groep aan de overkant “arriba” schreeuwen, waardoor we begrepen dat we terug moesten keren naar het ‘autopad’. Dat was nog een flinke klus, want elke meter klimmen kostte mij ontzettend veel lucht. Toen we op het pad waren aangekomen hoorden we de groep schreeuwen dat Johnny, de gids, terug zou keren, maar we wisten niet zeker of hij ons zou komen ophalen of niet. Een tijdje stonden we weifelachtig op het pad, tot we Johnny hoorden roepen en het knipperlicht van zijn telefoon zagen. Hij was – in minder dan een halfuur – het dal overgestoken, en was naar de weg geklommen waar wij waren. Tina en ik konden ons geluk niet op dat we hem zagen en hij had duidelijk met ons te doen. Het was inmiddels 13:30 en Johnny stelde dat we beter via deze weg terug konden keren naar het bos en het hostel. De weg was een prima weg – niet te modderig – en kende gelukkig maar één steile klim. Maar na een uur wandelen veranderde het steppegebied in een meer moerassig landschap, met een drassige grond en stugge boompjes met scherpe takken. De bomen werden steeds hoger, de weg steeds smaller, en de grond steeds drassiger. Ook was het inmiddels middag, dus begon het te regenen. Waar ik me gisteren nog Aragorn te paard in Rohan voelde, voelde ik me nu meer Frodo in een schimmig Mordor.
Het laatste gedeelte van de wandeling was weer door het bos, waar het nu nog modderiger en gladder was door de recente regen. Het pad was op sommige plekken zelfs meer een beekje of een kleine waterval. Na het bos kwamen we op moerassige weilanden terecht – en toen begon het ook weer te onweren. Om 16:30 bereikten we eindelijk het hostel. Ik was helemaal uitgeput, want ik had die dag nauwelijks wat gegeten (enkel ontbijt; ik was te kortademig en misselijk om onderweg wat te eten). Mijn transfer had ik natuurlijk allang gemist, maar er was een andere shuttle geregeld die mij en een andere jongen (die door een uitgelopen activiteit ook zijn shuttle gemist had) naar de bushalte kon brengen. Gelukkig kon deze chauffeur even wachten tot ik me had opgewarmd bij de haard en een kop soep had gegeten.
En toen begon het tweede avontuur van die dag – de reis naar Baños. Het liefste was ik linea recta naar bed toe gegaan, maar dat kon niet. Ik moest naar mijn volgende bestemming Baños, een stad 160 km verderop. De chauffeur van de shuttle bracht mij en een Nederlandse jongen naar de dichtstbijzijnde stad, Machachi, waar hij ons bij de bushalte afzette. Bushalte is een groot woord, want het was een soort liftersplek naast de snelweg, waar bussen voor luttele seconden stopten om hun bestemming om te roepen, zodat mensen in konden springen. Toen we arriveerden kwam de bus van de Nederlandse jongen direct aan, dus hij kon meteen weg. De chauffeur zei, vlak voordat hij zelf vertrok, dat mijn bus vijf minuten later zou komen. Dat werden er tien. En vijftien. De bussen die stopten hadden maar twee verschillende bestemmingen en toen ik vroeg of de bus naar Baños op de halte stopte, zeiden ze ‘nee’. Dus stond ik daar, gestrand, in het schemerdonker. Toen er weer een bus stopte richting Ambato, vroeg ik of ik daar kon overstappen naar Baños, en was het antwoord ‘ja’. In de bus zaten voornamelijk mannen van veertig tot vijftig jaar, wat niet een heel ontspannen gevoel geeft als een vrouw alleen. Bovendien speelde er een film op het grote scherm in de bus – een heftige oorlogsfilm met het volume op honderd. Een vriendelijke man met een bril haalde zijn tas van de stoel naast zich zodat ik daar kon zitten. In gebroken Spaans vroeg ik hem of ik in Ambato kon overstappen op een bus naar Baños (ik heb inmiddels geleerd dat je iets beter aan vijf mensen kan vragen en dan het gemiddelde als antwoord kan nemen) en hij zei opnieuw ‘ja’. Toen herinnerde hij me eraan dat het niet veilig is om ’s avonds alleen te reizen. Alsof ik nog niet genoeg gespannen was.
Na anderhalf uur kwam de bus eindelijk in Ambato aan en kon ik maar net op tijd de uitgang van de bus bereiken. Het ‘busstation’ waar ik op uitkwam was het tegenovergestelde van waar ik bang voor was geweest: het was een drukke stoep, met wat eetkraampjes, een hoop kletsende lokale vrouwen mét kinderen, en een zooi aan taxi’s voor het geval dat. Ik vroeg aan twee mensen of de bus naar Baños hier stopte en gelukkig was het antwoord ‘ja’ – want ik zag het ook alweer voor me dat ik naar een andere busterminal zou moeten gaan. De bus kwam binnen vijftien minuten. En na een uur kwam ik dan eindelijk aan op mijn bestemming – en binnen tien minuten was ik in mijn privékamer in mijn hostel. Het hostel is overigens meer een soort guesthouse (simpele kamers met ietwat harde tweepersoonsbedden, krakkemikkige sloten, en piepende brandalarmen) en ik heb het gevoel dat ik de enige gast ben. Maar wat zou het, want ik ben er eindelijk, en er is een warme douche.

2 Reacties

  1. Ina:
    10 juni 2022
    Ik zeg hier helemaal niets over.
  2. Wilma Kreuning:
    12 juni 2022
    Wat een avontuur, gelukkig allemaal goed afgelopen. Veel plezier (en sterkte) met de rest van je reis.