The days homebound

26 augustus 2018 - Lima, Peru

De huiswaartse tocht van Arequipa naar Lima was geen direct tocht: het duurde een paar dagen, met overnight stops op verschillende locaties langs de Pacifische kust.

Op mijn laatste dag in Arequipa wilde ik nog iets leuks doen wat niets met wandelen door zanderige kloven te maken had. Voordat mijn tocht naar de Colca Canyon begon had ik een tocht naar de Salinas Salt Lagoon gevonden: een vrij onbekende attractie, maar de tour had goede reviews.
Vrij onbekend bleek inderdaad: afgezien van onze kleine tourgroep (een Peruviaans stel, een Oostenrijks-Peruviaans stel, ik en de gids Julio) was er niemand op de zoutvlakte. Geen vrouwtjes die alpacatruien verkopen of vieze wc’s waar je voor één sol gebruik van kan maken – alleen de herder van de naburige kudde lama’s.
De rit naar de zoutvlakte (in de winter een vlakte, in de zomer een heus meer) was bijna drie uur, deels over een slingerende verharde weg en deels over een onverharde hobbelige weg. We hadden prachtig uitzicht op de verschillende vulkanen rondom Arequipa en zagen lama’s, alpaca’s en vicuna’s onderweg.
Aangekomen op de zoutvlakte liepen we een klein rondje langs de kudde lama’s, langs een natuurlijke hot spring (te koud om te zwemmen…), over de zoutvlakte, tot een meertje met een hoop vogels en flamingo’s. Er waren wervelwinden in actie op de zoutvlakte die het zout omhoog bliezen tot heuse tornado’s.
De zoutvlakte was schitterend: het blauw van het water werd weerkaatst in de lucht, het wit van het zou in het wit van de wolken, en het bruin van de lama’s en in de omringende, onbegroeide heuvels. En dan was er ook nog eens helemaal niemand: natuur op z’n puurst.

Ik moest vroeg op voor mijn veel te lange busrit van Arequipa naar Huacachina. Om 5:00 vertrokken we al richting de kust, met slechts tien passagiers in een gigantische dubbeldekkerbus (wel lekker veel zit- en beenruimte daardoor). De schermpjes speelden non-stop films en omdat ik (tot de laatste film) niet door had hoe ik het geluid boven mijn hoofd uit moest krijgen, heb ik ze alle vier gezien (Hachi, La vita è bella, Avengers: Infinity War, The Hobbit: Battle of the Five Armies).
Onderweg maakten we een korte stop voor een lunch van ceviche naast de zee, waar we ook een paar zeehondjes zagen.
Het was al donker toen we in Huacachina aankwamen. In de bus was ik bevriend geraakt met twee Ierse meiden die in hetzelfde hostel als ik verbleven en met wie ik in het hostelrestaurant een pizza-pasta avondmaal deelde.

Huacachina staan online ook wel bekend als een “desert oasis”. De vorige dag konden we het niet zien, maar toen we vrijdag wakker werden zagen we dat het dorp (een meertje omringd door een straat met restaurants en ho(s)tels) midden tussen de gigantische zandduinen ligt.
De eerste activiteit ’s ochtends had echter niets te maken met de oase: het was namelijk een wijn- en piscotour (pisco is zeg maar de Peruviaanse brandy). Vlakbij Huacachina (of beter gezegd, er direct naast) ligt de gigantische stad Ica, waar ook wat wijngaarden te vinden zijn. Een vrolijke gids legde ons het één en ander uit over het maken van wijn en pisco, en vervolgens mochten we een paar soorten proeven. Wees gewaarschuwd: Peruvianen houden van zoete wijn…
’s Middags was er de optie om te gaan sandboarden, maar die heb ik beleefd afgeslagen. In plaats daarvan maakte ik een wandelingetje door het minuscule dorp en vervolgens een wandeling over de gigantische duinen. Behoorlijk zwaar om zo’n duin op te klimmen, maar het uitzicht was spectaculair en het was hilarisch om de sandboarders te zien die van de duinen naar beneden raasden (sommigen gingen tergend langzaam en zittend naar beneden, anderen snowboarden als ware pro’s).
Mijn Ierse vriendinnen waren wel gaan sandboarden en we kwamen elkaar min of meer per toeval tegen op één van de duinen voor de zonsondergang. Daarna moest ik snel weer terug naar het dorp om de bus te pakken naar Paracas.

Paracas is een toeristische vissersplaats, dus alles wat er te vinden is zijn souvenirwinkeltjes, visrestaurants en een haven vol felgekleurde vissersbootjes en gigantische pelikanen. Het interessante is niet de plaats, maar het natuurreservaat dat de plaats omringd.
In de ochtend gingen we met de speedboat richting de Ballestaseilanden: een aantal rotsige eilanden op twintig minuten varen van de kust, vol met meeuwen, pinguïns, zeesterren, krabben en zeeleeuwen. De eilanden zijn rotsig en verweerd, vol steile kliffen en grotten, dus we konden niet aanmeren. Maar er was al zoveel vanaf de boot te zien dat dat ook niet hoefde (en anders zaten er achter mij twee Amerikanen die alles wat ze zagen uitvoerig bespraken).
’s Middags gingen we naar het vasteland van het natuurreservaat en bracht de bus ons naar een paar mooie uitzichtpunten. Het landschap was heel bijzonder: woestijn aan de ene kant en zee aan de andere kant, met steile kliffen, ruige golven en zand dat soms zelfs rood was.
’s Avonds ging de bus verder naar Lima. Maar na één uur rijden stopten we al in Hacienda San Jose voor de zogenoemde “secret slave tunnels”. We stapten uit bij een groot koloniaal huis (dat nu een hotel is), dat iets spookachtigs had in het donker. De Spaanse kolonialisten die hier woonden waren erg rijk en hadden veel slaven, maar wilden daar geen belasting voor betalen. Daarom bouwden ze een nauw ondergronds gangenstelsel om hun slaven voor 1-2 dagen op te sluiten als de belastinginners langskwamen. We daalden af in de tunnels (gelukkig had iedereen een mobiel met zaklamp): een waar doolhof van lage, nauwe en stoffige gangen. Een groot contrast met de mooie chique zalen van het landhuis aan de oppervlakte, maar minstens zo naargeestig. We verdwaalden gelukkig niet, hoewel een groot deel van de groep wel een enorme hoestaanval kreeg door het stof.
Na de slaventunnels sprongen we weer in de ruime bus en vervolgden we de trip naar Lima, waar we aan het eind van de avond aankwamen.

Ik had één dag in Lima, of beter gezegd, één ochtend. Ik vond een free walking tour online met goede reviews en besloot om die te doen. Een gids bracht ons met de lokale bus vanaf mijn wijk (Miraflores) naar een andere wijk (Barranco), waar de rest van de groep was en waar de tour zou beginnen. Barranco is de hippe, artistieke wijk: we bezochten wat kunstgalerijen en bekeken wat street art. Daarna gingen we naar een andere wijk (Chorrillos), die vroeger de duurste wijk van Lima was maar nu een vreemde mix is van dure clubs en sloppenwijken. We stopten bij een uitzichtpunt op de haven, bezochten een vissersbootmakerij en aten verse bananencake in een klein cafeetje. Ook brachten we een bezoekje aan een huis met een hoop kooien voor… gevechtshanen. Want ja, rooster fights zijn een populair tijdverdrijf in de sloppenwijken van Peru. Ik had niet gedacht dat ik ook bang zou zijn voor een kip, maar de venijnige blik en de scherpe bek van de hanen waren toch best wel eng.
Tot slot gingen we naar een uitzichtpunt op een heuvel, voor een goed uitzicht op de Pacifische Oceaan en de surfers in de verte. Daar sprong een man gekleed in een bruine monnikspij van de kliffen, maar dat bleek een stunt te zijn voor aandacht en geld (iets met educatie voor de kansarmen; ik heb de link ook niet helemaal).
Daarna was het heel snel terug naar de bushalte, terug in de bus naar Miraflores, terug naar mijn hostel om mijn tas op te halen en vlug naar de halte voor de Airport Express.

En nu zit ik bij de gate te wachten op mijn vlucht naar Amsterdam. Een rechtstreekse vlucht, waar vind je dat nog?
Het Latijns-Amerikaanse avontuur is officieel voorbij – maar een nieuw avontuur is nooit ver weg.

1 Reactie

  1. Ina:
    27 augustus 2018
    Het meereizen was genieten, maar ik ben blij je straks weer te kunnen zien. Bon viagem en hasta luego!