The days without a Lonely Planet

17 juli 2018 - Panama City, Panama

Nicaragua is een heel mooi land, met oude koloniale steden, tropische eilanden en vulkanische jungles. Maar het is ook een land waar onlangs de pleuris is uitgebroken en waar het nu heel gevaarlijk is. Je kan een trip naar de andere kant van de wereld nog zo goed plannen; met een burgeroorlog kun je niet echt rekening houden.
Het originele plan was namelijk om na Costa Rica het goedkopere en ongerepte Nicaragua te gaan verkennen, maar dat plan viel nu natuurlijk in het water. Ik had twee-en-een-halve-week: naar welk land dan? Welk land ligt dichtbij genoeg en is klein genoeg om in twee weken te bezoeken? Juist, Panama. Een land waar ik totaal niets van wist en me dus snel voor moest inlezen door middel van blogs en dergelijke. Een Lonely Planet had ik namelijk niet…

Het eerste avontuur in Panama had ik in mijn vorige blog al verteld: Bocas del Toro. De laatste dag in Bocas del Toro was het helaas pokkenweer: ik wilde naar het strand, maar in plaats daarvan bleven we met z’n allen in pyjama op de veranda van het hostel kletsen en pannenkoeken eten. Rond het middaguur was het droog en ging ik – na een snelle lunch met mijn brakke vrienden die uit Puerto Viejo speciaal naar Bocas waren gekomen voor het beruchte feest Filthy Friday – samen met een ander Nederlands meisje terug naar het vasteland. Daar in de bus richting David: geen tourbus zoals de meeste andere bussen, maar een minivan die volgepropt werd met locals. Het was al donker toen ik langs de kant van de weg gedropt werd in Valle Hornito. Want de volgende stop in Panama was het Lost & Found hostel (bekend uit de Lonely Planet volgens het bord aan de straat). Het hostel ligt middenin de Panamese jungle en je moet met je zware backpack een kwartier omhoog klauteren om er te komen (met zaklamp in dit geval). Zwaar, maar na alle andere avonturen een makkie.
De eerste dag in Lost & Found was redelijk rustig: ’s Ochtends in de hangmat luieren en een boekje lezen, met uitzicht op de – soms bewolkte – vallei, en ’s middags een wandeling door de jungle. Er zijn een paar routes die je kan doen (o.a. naar een rivier, een enorme boom en een uitzichtpunt), maar om er te komen moet je sowieso eerst een enorme klim over de heuvel heen maken. Zwaar maar worth it. Daarnaast zitten er dieren: op de terugweg van de wandeling zag ik de meest monsterlijke tarantula, die naast mij op het pad wandelde (tot ik gilde en hij op een stronk bleef zitten, waardoor ik een stukje door het bos moest klauteren om niet in zijn buurt te hoeven komen). De jungle – jeej.
De volgende dag raakte ik bevriend met twee Duitse jongens (die allebei Niklas heetten) en de Argentijnse Laura die ik nog kende van de snorkeltour in Bocas. Samen met de Franse Flo (die mij vrij letterlijk achterna reist door Panama) deden we de Treasure Hunt: een speurtocht naar de jungle, op zoek naar clues, waarbij we alle wandelpaden bewandelen en door de rivier moesten waden tot een grot. Het regende en we werden opgegeten door de muggen, maar we wisten wel alle raadsels op te lossen en aan het eind de treasure (een shot tequila/wodka/rum) te bemachtigen.

Na twee dagen in de jungle was het weer tijd voor het strand. Samen met Laura (doe je een maand lang een Spaanse cursus, ga je vervolgens met een Argentijnse reizen die vloeiend Spaans en Engels spreekt…) namen we drie bussen en twee taxi’s om ons van Lost & Found via David, Santiago en Sona naar Santa Catalina te brengen. Die stad is meer een straat, met twee supermarkten, een restaurant en wat hostels, en het is er vet rustig. Mensen komen er maar voor twee dingen: surfen of duiken (of snorkelen voor hen met minder geld en meer angst).
De eerste dag gingen we samen met een Duits koppel naar het surfstrand, waar we aan de praat raakten met twee Italiaanse jongens tijdens de lunch. ’s Avonds wilden we voor de verandering een keer koken in plaats van uit eten en de Italianen beloofden ons echte Italiaanse pasta te maken: spaghetti, tonijn uit blik en saus uit een pot – de pasta zoals in Italië… (“Er ligt daar verse knoflook en ui! Wil je die niet?” “Nee hoor, er zit knoflook en ui in deze pot” …)
De tweede dag stonden we vroeg op voor de snorkeltour: met de speedboot op volle snelheid langs de kust richting het gigantische eiland Coiba. Daar hadden we de tijd om op drie verschillende punten te snorkelen, te lunchen op een prachtig strand en een uurtje te relaxen op een ander. En dit is geen gewoon snorkelen met visjes en koraal: dit is next level, met haaien (white-tip reef sharks), roggen en drie soorten schildpadden! In één uur had ik meer schildpadden gezien dan in vier weken Costa Rica bij elkaar, en dan ook nog eens in het licht. De haaien heten overigens niet voor niets reef sharks: ze zwemmen alleen tussen de riffen en niet in het open water dicht bij de zwemmers. Ze schijnen niet eens gevaarlijk te zijn…

De volgende stop was Panama City, wederom samen met Laura. We kwamen rond het eind van de middag aan en hadden nog genoeg tijd voor een kleine stadswandeling door het oude centrum van de stad (Casco Viejo), dat doet denken aan Mallorca of een andere Spaanse vakantiestad. De rest van Panama City ziet er echter uit als Hongkong of Bangkok: torenhoge flats en kantoorgebouwen in vijftig tinten grijs zover het oog reikt en alles wordt gedaan met de auto/taxi/uber.
Ik had één volle dag in Panama City. ’s Ochtends namen we de gratis fietsen van het hostel en reden een rondje door Casco Viejo en langs de kade richting de flats. Toen ik een lekke band kreeg moesten we helaas teruglopen… ´s Middags gingen we met nog een stel andere mensen uit het hostel mee met de free walking tour van hostelmedewerker Chris door de stad en een park met uitzicht op het kanaal. Chris is een beetje een apart figuur: hij is Amerikaans (en dat merk je), maar heeft gewerkt als een model in Europa en lang gewoond in Mexico en Panama, waaronder een jaar in een hutje in de jungle. Hij was ietwat schijnheilig en pretentieus, maar ook erg spontaan, geestig en wist ons veel te vertellen over de geschiedenis van Panama (City). Ook was hij erg goed in het spotten van dieren in het park, zoals luiaards en toekans! We sloten de tour af met ceviche in een tent vlakbij de befaamde vismarkt van Panama City en vervolgens gingen Laura en ik shoppen – want ’s avonds wilden we een bezoekje brengen aan de rooftop bar in de (voorheen) Trump Tower (nu iets van Ocean Sun Casino of iets in die richting). Een bar met veel te dure cocktails maar wel een prachtig uitzicht over de stad.  

De laatste dagen in Panama bracht ik door op de San Blas Islands: tropische eilanden die toebehoren aan de inheemse Guna Yala (die vaak Engels noch Spaans spreken). Ik had een soort van eilandhoptour geboekt via het hostel: verblijven op één eiland en elke dag tours naar andere eilanden. Vroeg in de ochtend met een bus het land doorkruisen van Panama City (aan de pacifische kust) naar de haven aan de Caribische kant en vervolgens met een speedboat naar Isla Aroma, ons ‘thuiseiland’. Isla Aroma is een klein eiland dat louter bestaat uit wit strand, hoge palmbomen en een aantal houten huisjes. Op het eiland waren een paar andere meiden waar ik al gauw vrienden mee werd: de Ierse Anna, de Nederlandse Femke en de Canadese Kiersten.
De drie dagen daarna waren dagen van rust en eilandhoppen. Op de eerste en derde dag bezochten we in de ochtend een ander eiland voor wat zonnebaden en snorkelen (waaronder een eiland met een scheepswrak in het water en een eiland met hangmatten boven de zee) en gingen daarna naar weer een ander eiland voor de lunch (steevast gefrituurde kip of gefrituurde vis, met rijst en koolsla). Op de tweede dag gingen we in de ochtend naar een dorp van de Guna Yala: een klein, rommelig dorp met krakkemikkige huizen waar we een kleine rondleiding en geschiedenisles kregen. De dorpelingen deden gewoon lekker hun eigen ding (i.e. helemaal niets) en wij keken een beetje binnen in de winkel, de kliniek en de (lege) school. Elke middag genoten we van de rust van het eiland: slapen in een hangmat, muziek luisteren op het strand, zwemmen, boekje lezen, kletsen, foto’s maken – lekker niets. Elke avonds was er een kampvuur (wel $1 per persoon…) en kletsten we met de andere eilanders: een stel Fransen, Argentijnen, Ieren, Britten… Een internationale bende.
Op de derde dag keerden we aan het eind van de middag terug naar Panama City. De laatste avond in Panama was aangebroken en samen met Anna en Femke (Kiersten was nog op het eiland) genoten we van een fles wijn en take-out pizza. Het zou een korte nacht worden, want de volgende dag moest ik weer vroeg op om het vliegtuig te nemen naar de volgende bestemming – Cuba!

Zo zie je maar. Met zonder een Lonely Planet kun je nog best een eind komen.