The days with broken nights

21 augustus 2018 - Arequipa, Peru

Backpackend door een willekeurig continent slaap je op de gekste plekken, en dan geldt een 12-share dorm waar zes man in koor snurkt als normaal. Slapen in een nachtbus van 22:00 tot 4:00, bijvoorbeeld, of op de bank van je hostel als je nog niet kan inchecken. Of in een homestay of een bungalow beneden in een canyon tussen de spinnen en schorpioenen.
De afgelopen nachten heb ik op de raarste plekken geslapen – en moest ik om de meest onmogelijke tijden mijn bed uit.

Het begon in de nachtbus van Cusco naar Puno: een relatief luxueuze nachtbus met zachte stoelen die ver naar achteren kunnen en een eigen dekbed. De bus kwam al om 5:00 in Puno aan en de tweedaagse tocht naar het Titicacameer die ik had geboekt begon pas om 8:00. We werden gedropt bij een hostel waar we onze spullen konden reorganiseren en opslaan en de wifi konden gebruiken. Om 8:00 werden ik en nog wat andere mensen uit het hostel (die met dezelfde nachtbus als ik waren gekomen) – een koppel waarvan hij Brits en zij Amerikaans was, plus een zeurderig Italiaans meisje – met een busje naar de haven gebracht. Daar gingen we op de boot (overdekt en met zachte stoelen, eens wat anders dan de speedboats in Centraal-Amerika met plastic stoelen) het Titicacameer op.
Het Titicacameer staat ook wel bekend als het hoogst navigeerbare meer ter wereld, met een grootte van 8340 km2 op een hoogte van 3812 meter. Het grootste gedeelte van het meer hoort bij Peru; het andere deel bij Bolivia.
Onze eerste stop was Uros (‘The floating islands’): eilanden volledig gemaakt van riet, inclusief de huizen en de boten. We kregen wat uitleg over het Titicacameer en Uros, waarbij de eilandchef een kleine maquette maakte om ons te laten zien hoe ze de eilanden bouwen. Vervolgens namen we een ritje in één van de rieten boten, die werden voort gepeddeld door twee dames, naar één van de andere rieten eilanden, en weer terug op de serieuze boot voor een tocht van drie uur naar het natuurlijke eiland: Amantani.
Daar werden we naar onze gastgezinnen gebracht. We hadden een hele grote groep, maar gelukkig waren er genoeg gastgezinnen om iedereen in stukjes en beetjes onder te brengen. Ik deelde mijn gastgezin – en de kamer met uitzicht op het meer – met mijn nieuwe vrienden uit het hostel/bus. Ons gastgezin bestond uit een wat ouder stel (waarvan de man graag zijn Spaans met ons wilde oefenen, want Spaans is niet de eerste taal van de eilanders) en een dochter van een jaar of dertig. We kregen lunch en na de lunch gingen we naar het centrale plein, waarvandaan we met de hele groep een wandeling maakten naar het hoogste punt van het eiland (een vervallen tempel) om de zonsondergang te zien.
Na het avondeten was er een feest. Wij dachten dat het een simpel feest zou zijn van een paar drankjes in de naburige ‘kroeg’, maar het bleek een heus folklorefeest te zijn. We kregen traditionele Peruviaanse kleren – een blouse met borduursels, een felgekleurde dikke rok en een strakke riem voor de dames, een vrolijke poncho plus muts voor de heren – en gingen naar een sfeerloos buurtcentrum met plastic stoelen en een band die vrolijke liedjes op de panfluit speelde. We dansten allemaal in kringetjes en polonaise rond, niet goed wetend hoe we anders moesten dansen.

De tweede dag begon vroeg, met ontbijt bij ons gastgezin (pannenkoeken!) en een wandeling naar de haven. We voeren een groot uur naar het volgende eiland, Taquile, waar we eerst het dorpsplein bezochten voor koffie en shoppen. Daarna maakten we een mooie, vlakke, wandeling over het eiland richting onze lunchplaats met een mooi uitzicht op het water. Vervolgens weer terug op de boot om weer in drie uur terug te varen naar Puno. De wind was gaan liggen en de zon scheen, dus dat waren een paar heel aangename uren op het ‘dakterras’ van de boot.
We kwamen aan het eind van de middag aan in Puno en na een rondje door de stad en een diner van alpacaburgers was het tijd voor een nieuwe nachtbus, nu richting Arequipa.

Deze nachtbus kwam al onmogelijk vroeg aan in Arequipa en mijn bed was natuurlijk nog lang niet klaar. Maar de lieve man van het hostel gaf me een deken en wees me naar één van de loungebanken, waar ik nog een paar uurtjes redelijk ongestoord kon slapen.
Na het succes van de free walking tour in Cusco, besloot ik om ook een free walking tour in Arequipa te doen. De tour begon om 10:00 en in twee uur tijd bracht onze gids ons langs verschillende landmarks van de stad en legde van alles uit over de geschiedenis, cultuur en natuur van Arequipa. Zo heet Arequipa ook wel de ‘Witte Stad’: nu is dan vanwege de vulkanische witte steen waar alle gebouwen van zijn gemaakt (allemaal koloniale gebouwen omdat de Spanjaarden alles van de Inca’s hebben verwoest), maar vroeger was dan vanwege het grote aantal blanken dat naar Arequipa ging vanwege het mooie weer.
Na de tour raakte ik aan de praat met twee Amerikaanse meisjes uit hetzelfde hostel en met hen ging ik naar de grote markt van Arequipa om eten te kopen voor de lunch. ’s Middags liep ik nog een rondje door de stad en bezocht ik de kathedraal van Arequipa; een bijzonder gebouw met deuren aan de zijkant i.p.v. de achterkant van de kerk, en met een Perzikkleurig plafon. ’s Avonds met een grotere groep meiden uit het hostel pizza wezen eten – en goedkope gin-tonics.

Omdat ik een beetje brak was van de slechte nachten had ik besloten niets in te plannen voor mijn tweede dag in Arequipa, waardoor ik eindelijk een beetje uit kon slapen (tot 8:00 maar liefst). ’s Ochtends wat dingen geregeld voor mijn volgende avontuur en boodschappen gedaan; en ’s middags naar het Santa Catalina klooster waar ik maar liefst drie uur doorbracht. Het klooster is een bijzonder complex, bestaande uit verschillende stenen gebouwen (kapelletjes, huizen, keukens, ziekenboeg) die via gangetjes en trappetjes met elkaar verbonden zijn. Het complex lijkt wel een Spaanse stad: met onoverdekte gangen die op staten lijken, felgekleurde blauwe en rode muren en overal bloemen. Halverwege de dwaaltocht een kopje koffie in de zonnige, Spaansachtige cafetaria.

De volgende twee dagen waren zwaar: een trekking door de “nabijgelegen” Colca Canyon stond namelijk op het programma.
Om 2:40 ging de wekker al, want tussen 3:00 en 3:30 was de pick-up. Keurig om 3:20 werden we opgehaald en in een minibusje naar de Colca Canyon gebracht, op zo’n vijf uur rijden vanaf Arequipa. De eerste drie uur waren volledig in de duisternis, waardoor iedereen nog wat slaap in probeerde te halen (en de chauffeur probeerde wakker te blijven en daardoor afwisselend Miley Cyrus en Peruviaanse folkloremuziek draaide). Om 6:30 kwamen we aan in een plaatsje voor ontbijt, en vervolgens reden we nog een uur door naar de zogenaamde Cross de Condor: een uitzichtpunt op de canyon (die meer een kloof was dan een canyon, maar goed) waar vaak condors overvliegen. Het eerste kwartier gebeurde er volstrekt niets, maar toen doemden er opeens een stuk of zes condors uit het niets op, die rakelings over onze hoofden scheerden – en weer in het niets verdwenen.
Nog even rijden en we kwamen aan bij het beginpunt van de wandeling. In drie uur tijd daalden we de canyon af, tot de rivier beneden. Onze kant van de canyon was volledig droog en stoffig; maar de overkant was volledig groen, vol bomen en terrassen. We staken de rivier over (er was een gammele brug) en moesten nog een klein stukje omhoog tot de lunch. Na de lunch liepen we nog eens drie uur – op en neer door de vallei, voornamelijk in de beschutting van bomen – tot de oase waar we die nacht zouden verblijven. Het was verbazingwekkend om dit totaal andere landschap van Peru te zien: geen besneeuwde bergen, maar zandvlaktes en cactussen. Gelukkig waren er wat wolken die de anders felle zon tegenhielden.
We waren allemaal kapot toen we bij de oase aankwamen. Na een korte dip in het zwembad en een welverdiende mojito was het tijd voor het avondeten (de eeuwige quinoasoep – en pasta!). Om 20:30 lag iedereen al in zijn bungalow met rieten muren, waardoor sommigen kamers (gelukkig niet de onze) last hadden van spinnen en een enkele schorpioen. De woestijn – jeej.

We mochten uitslapen: de wekker ging pas om 4:40. Snel alles inpakken en om 5:00 begonnen we – zonder ontbijt – aan de lange, lange klim naar boven. Met een berg moet je eerst naar boven en dan naar beneden, maar bij een canyon is dat natuurlijk precies andersom. De klim was lang en bijzonder pittig, vanwege het vele stof en de losse stenen. Het eerste uur liepen we in het donker met een zaklamp, het tweede uur in het schemerduister en het derde uur in het licht (gelukkig niet in de felle zon). Om de zoveel tijd passeerden een groep ezels ons met de zwakkelingen die de tocht naar boven hadden opgegeven en ik moet zeggen, zo’n ezel zag er haast verleidelijk uit. Na drie uur lang omhoog klauteren was de tocht nog niet over: we moesten nog zo’n halfuur door de weilanden en het dorp ploeteren tot onze ontbijtplek.
De rest van de dag was een welverdiende rustige dag. Na het ontbijt gingen we weer in de minibus, die ons naar een uitzichtpunt op de canyon bracht. Vervolgens gingen we naar de hot springs, wat de pijnlijke spieren erg konden waarderen, en hadden we een buffetlunch (pasta pesto met alpaca!). Na de lunch was het nog een ruime drie uur rijden naar Arequipa, en onderweg maakten we een stop bij een veld vol alpaca’s en een uitzichtpunt op de verschillende vulkanen in het gebied (eentje rookte verdacht veel, maar volgende de gids was dat niets om ons zorgen over te maken).
Om 17:00 waren we weer terug in Arequipa. Bloggen, tas herpakken - en daarna met wat mensen uit de canyon en het hostel op jacht naar eten. We vonden een pizzatent annex huiskamerrestaurant (zoonlief achter de bar, man in de bediening, vrouw in de keuken). Het duurde langer dan anderhalf uur voor de pizza's er waren, maar onze vrolijke Italiaanse ober maakte het goed met gratis zelfgemaakte limoncello en een fikse korting op de pizza's en wijn.

En nu? Nu z.s.m. naar Lima om mijn vlucht te halen... De laatste week is begonnen.

1 Reactie

  1. Ina:
    22 augustus 2018
    Vier uur wandelen nog voor het ontbijt, want een ontberingen weer. Ik had die ezel genomen! En hoe smaakt alpaca?