The days with water for elephants

27 oktober 2019 - Uis, Namibië

Hoe red je de woestijnolifant?
De woestijnolifant (desert elephant) is een speciaal soort Afrikaanse olifant die zich heeft aangepast aan een ruig leven in kale en droge woestijngebieden (zoals de Namib Desert en de Sahara). Het ruige leven brengt problemen met zich mee, waaronder stroperij, ziektes en watertekorten, en die problemen leiden weer tot problemen voor de lokale bevolking; denk aan dorstige olifanten die een waterpomp of -tank vernielen om bij het water te kunnen komen. De organisatie Elephant Human Relation Aid (EHRA) doet een poging om het leven van de woestijnolifant en de relatie tussen olifanten en mensen in Namibië te verbeteren, o.a. door het bouwen van muren rondom watertanken en -pompen, het in kaart brengen van de olifanten en hun (gezondheids)problematiek en het in de gaten houden van de stroperij. Ze monitoren de gebieden rond twee rivieren waar woestijnolifanten leven, i.e. de Ugab en de Huab.
EHRA is sterk afhankelijk van de vrijwilligers – en ik ben daar inmiddels één van. De vrijwilligers draaien een programma van twee weken: de eerste week is de zogenaamde Build Week en de tweede week de zogenoemde Patrol Week. De namen spreken eigenlijk voor zich: de eerste week staat in het teken van het bouwen van een muur in een dorp in de woestijn om de lokale put/molen/pomp te beschermen, en de tweede week in het teken van het vinden en observeren van de olifanten.

Het programma begon op maandagmiddag – na een meeting op zondag – met een transfer van vier uur naar base camp, gelegen aan de Ugab rivier. De term “rivier” is een beetje overdreven, want de zandbank is alleen in de periode januari-maart gevuld met water als het flink geregend heeft. Base camp is een relatief comfortabele plek, met een soortement platform in een boom dat dient als slaapplek voor de vrijwilligers, een keuken gemaakt in een omgevallen boom, en openluchtdouches. Aangekomen werden we direct onthaald door twee olifanten die niet lang daarvoor in het kamp waren geweest en zich nu aan de overkant van de rivierbedding bevonden; muisstil moesten we wachten tot ze uit het zicht waren, voor we aan de rondleiding konden beginnen.
We spendeerden welgeteld één dag in base camp; op dinsdagochtend vertrokken we alweer naar de plek voor onze muur (rond een waterpomp) en sloegen in de buurt ons kamp op. Ons kamp bestond uit twee auto’s die dienst deden als opslagruimte en watervoorziening, een geïmproviseerd toilet, een kampvuur annex keuken en een aantal tenten (hoewel de meeste mensen onder een soort partytent sliepen in de buitenlucht). Het was niet veel, maar alles wat je nodig had. Onze groep (14 pax) was een mengelmoes van allerlei leeftijden en nationaliteiten, van Italië tot Australië en van Zwitserland tot Israël.

Het was warm – erg warm. Dus de dagen begonnen vroeg, zodat we konden werken in de relatieve koelte van de ochtend en het eind van de middag, met een gat van 12:00 tot 15:00 voor lunch en siësta. Het werk was zwaar, maar goed te doen met veel mensen, veel pauzes en onze twee goedgemutste guides. Het mixen van cement en het opstapelen van de zware stenen tot de muur werd afgewisseld met de rockruns waarbij we in de omgeving op zoek gingen naar nieuwe verzamelingen bouwstenen. Aan het einde van de dag (of beter gezegd, aan het eind van de ochtend al) zat iedereen onder het zand en het cement, maar de douchefaciliteiten beperkten zich tot babywipes en natte handdoeken. Om 17:00 stopten we met werken en ging het duty team (elke dag 3-4 andere vrijwilligers) aan de slag om het avondeten te bereiden boven het kampvuur; een activiteit die meestal drie uur duurde. Het wachten werd opgevuld met goede gesprekken en welverdiende wijntjes in de inmiddels afgekoelde buitenlucht. Rond 21:00 was het pikkedonker en omdat iedereen bekaf was door een harde werken, kropen we in onze slaapzakken voor een goede campingnacht.
Drie-en-een-halve dag werkten we keihard aan onze muur, gadegeslagen door de geiten, koeien en ezels die af en toe water kwamen drinken bij de trog en een aantal nieuwsgierige dorpelingen waarvan er zelfs een paar meehielpen. Zaterdag waren we klaar en – na nog een laatste rockrun voor de volgende muur en een verplichte fotoshoot bij onze creatie – braken we het kamp af en keerden we terug naar base camp.

Zondag waren we vrij en reden we naar een lodge voor halfbakken internet, een koude zwembad en warme douches, voor we maandag in de open landcruisers klommen voor Patrol Week. Patrol Week was totaal anders dan de voorgaande Build Week: bloed, zweet en cement maakten plaats voor lange dagen in de auto bonkend over wegen die meer karrensporen waren, en de nachten werden steeds kouder. We brachten drie volle dagen in de auto door, op zoek naar de olifanten in de waterloze Ugab en Huab. Soms zagen we uren niets, alleen woestijn (variërend van droge bossen tot vulkanisch landschap tot roodgekleurde canyons) en een paar verdwaalde gemsbokken en giraffen - ook niet erg. Ons wachten werd beloond met een stuk of twintig olifanten in totaal, van eenzame mannetjes tot kuddes met baby’s - grazend, slapend of op weg naar de waterput aan de rand van een typisch Afrikaans dorp bestaande uit golfplatenhuisjes.
Wat momenteel een probleem is bij de Namibische woestijnolifanten is een virus dat lijkt op herpes: in de voorgaande weken hebben de conservatoren forse bulten waargenomen op de slurven van de olifanten (soms intact, soms opengebroken en bloederig) en ze zijn bang dat die bulten een symptoom zijn van een virus dat tot innerlijke bloedingen en miskramen kan leiden. Nu is het zaak om de olifanten te blijven observeren om te zien hoe de bulten zich ontwikkelen en om er goede foto’s van te maken, zodat er een dierenarts kan worden ingeschakeld om te bepalen wat dit zou kunnen zijn en wat eraan gedaan kan worden.
Het doel van deze patrol was dus voornamelijk om de kuddes olifanten te vinden en hun slurven te checken op mogelijke bulten. Dat was nog knap lastig, omdat de slurven niet altijd even duidelijk zichtbaar zijn en soms verstopt gaan achter blaadjes, waterputten of andere olifanten. Daar komt bij dat het leven in de woestijn behoorlijk ruig is: als het niet kneiterwarm is, waait er wel een stormwind waardoor je door het zand de woestijn niet meer ziet, of word je aangevallen door een zwerm vliegen die zich proberen te voeden met je speeksel en oogvocht.
De koude nachten tussen de lange autodagen brachten we door middenin de verlaten woestijn, in de beschutting van rotsen, de landcruisers en een kampvuur, en onder de prachtige sterrenhemel. De keuken was het kampvuur en de wc de dichtstbijzijnde onbezette struik; oftewel, heerlijk puur natuur.
Op donderdagochtend hadden we beide rivieren afgestruind en reden we terug naar base camp voor een welverdiende koude douche, en op vrijdag reden we weer terug naar de bewoonde wereld van Swakopmund voor de Duitse luxeproducten als koffie, taart en wifi (aangevuld met warme douches, schone kleren, verse wafels en zelfs een massage).

En dan begint morgen het hele festijn weer opnieuw!

2 Reacties

  1. Ina:
    27 oktober 2019
    Heerlijk puur natuur… En wat zul je een spierballen krijgen van dat stenen sjouwen. Veel plezier deze tweede helft van je ongewone reisje. xxx
  2. Willem:
    27 oktober 2019
    Ruige natuur en mooie verhalen. Benieuwd naar het vervolg.