The days with the heavy bags

18 maart 2014 - Hobart, Australië

Onze nieuwste Aussie Adventure, na surfen, paardrijden en bloedzuigers, was een 5-daagse wandeling langs de Tasmaanse oostkust. Met rugzak – met een zware rugzak. Maar het ging natuurlijk allemaal weer wat anders dan we van tevoren hadden gedacht (het zal eens niet). Omdat ons Tasmaanse avontuur nogal lang was, heb ik het in een paar delen ingedeeld.

Hobart – part one
Onze eerste dag in Hobart deden we rustig aan: we hadden de vorige avond samen met wat Duitsers die we in het hostel hadden ontmoet wat gedronken in een barretje en hadden daarom wel wat behoefte aan uitslapen. Na een ontbijt in een café tegenover ons hostel maakten we een wandelingetje langs de haven van Hobart en gingen daarna naar het Tasmanian Museum and Art Gallery (wederom gratis) over de Tasmaanse natuur, de uitgestorven Tasmaanse tijger, modernisering & industrialisatie en de Black War (de gevechten tussen blanken en Aboriginals in de 19e eeuw). Laat geluncht met fish&chips en een ijsje toe bij de haven en daarna naar de winkelstraat gegaan waar we gratis wifi hadden. ’s Avonds was het tijd om onze backpacks helemaal te herpakken en ervoor te zorgen dat onze rugzakken in onze backpacks pasten.

Op tijd opstaan, uitchecken en de rest voorbereiden voor onze lange hike: we hadden voor de wandeling namelijk een parkpas en een kaart nodig, die we bij het bezoekerscentrum konden kopen. Ook boekten we naar de bus van en naar Eaglehawk Neck, waar onze wandeling zou beginnen. En daarna eten inslaan: een hoop appels en wortels, zakjes met instantvoedsel, cup ‘a soup, notenrepen, stroopwafels, flessen water, beef jerky, bananenbrood, gewoon brood, etc. Hup, weer een paar kilo erbij. Onze rugzakken wogen uiteindelijk zo’n 25-30 kilo. We weten het niet zeker – we durfden ze namelijk niet meer te wegen.
De kleine wandeling van het hostel naar de bushalte putte ons al uit en toen moest de wandeling nog beginnen. Geheel in stijl misten we de bushalte en moesten daarom via Port Arthur weer terug naar Eaglehawk Neck: vertraging van een uur.

The heavy bag tour
Ons plan was om naar Waterfall Bay te lopen, daar begon de wandeling en zou ook een camping zijn volgens het boekje. Eerst moesten we vanaf Eaglehawk Neck langs de autoweg naar Devil’s Kitchen lopen (4 km) en vanaf daar was er een wandelpad naar Waterfall Bay. Bij elkaar zo’n 2u. Uitgeput, maar voldaan door het mooie uitzicht, kwamen we bij Waterfall Bay aan. Maar daar was geen camping te bekennen. We twijfelden over wat we moesten doen, maar toen kwam daar een auto aan met een jong stel dat wel een plek wist in iemands tuin waar we konden kamperen. Tja, veel keus hadden we niet. Ze brachten ons naar Tanis, een taaie toch lieve vrouw van in de zestig. Ze verbleef nu in een soort familiehuis met een grote woonkamer en twee slaapkamer met elk drie tweepersoonsstapelbedden. We liepen naar het strand, kookten in haar huis en sliepen in de heerlijke bedden.
De volgende ochtend sliepen we door de wekker heen, waardoor we onszelf opnieuw een uur vertraagden, maar Tanis was zo lief om ons terug te brengen naar Waterfall Bay waar we gisteren geëindigd waren.
En toen begon de hel. Tja, we wandelen natuurlijk wel veel en hebben ‘jonge benen’, maar dit was toch wel even wat anders. Het begin van de wandeling was een heel stuk steil omhoog en met onze rugzakken was dat best wel heftig. Niet zozeer omdat ze zwaar waren en overal pijn deden, maar vooral omdat we zo onwendbaar waren en onszelf onmogelijk op konden trekken. We hadden elkaar dan ook hard nodig als we overeind moesten komen nadat we even ergens waren gaan zitten en natuurlijk onze wandelstokken Wally en Petrus.
De wandeling duurde eindeloos en we maakten het alleen maar erger door ook nog een tijdje een verkeerd pad te volgen naar een uitzichtpunt, alleen maar om erachter te komen dat we verkeerd liepen en het pad daar niet verder ging (van uitzicht was ook geen sprake, want we zaten in een nevel) en om getuige te zijn van de ware oermens in Maud toen ze zich met bepakking uit een greppel moest hijsen aan een boom (omdat we dachten dat daar het pad misschien verderging).
Het laatste deel van de wandeling liep hoog langs een klif met prachtige uitzichtpunten, maar we waren zo moe en wilden zo graag de camping bereiken dat we er eigenlijk geen oog meer voor hadden. Uitgeput kwamen we na 10,5 uur wandelen aan bij Bivouac Bay, een primitieve camping aan het water. We zetten onze tent op op een beschutte plek en kookten onze instant-aardappelpuree en blikjes tonijn in het donker. En na een spinnenjacht in onze tent vielen we doodmoe in slaap.

We besloten om ons plan aan te passen. Oorspronkelijk was het plan om 4 dagen lange wandelingen te maken en daarna 1,5 dag uit te rusten. Maar we kwamen er al snel achter dat dat misschien iets te ambitieus was. Daarom besloten we om de volgende dag even op adem te komen en onze gemartelde lichamen wat rust te geven en bleven we de hele dag lekker muziek luisteren, lezen en pootje baden bij de tent, cup ‘a soup als lunch en afwassen en theezetten met kreekwater. De enige faciliteit die deze ‘camping’ had was een soort mysterieus huisje met daarin één enkele poepdoos en een hoop vliegen en de vervelling (tenminste, we hoopten dat het een vervelling was) van een huntsman. De eerste nacht was er nog een familie die van Fortescue Bay (5 km verderop) hierheen was gewandeld om te kamperen, maar de tweede nacht waren we alleen, waardoor we heerlijk keihard Circle of Life en Funkytown konden zingen bij zonsondergang op de rotsen aan het water. ’s Nachts werden we echter wel opgeschrikt door een possum, die een gat in onze binnentent had geknaagd en aan ons brood had gevroten.

Fortescue Bay
Dinsdag moesten we dan toch eindelijk door. Een nieuwe gigantische wandeling via Fortescue Bay en Cape Hauy (een uitzichtpunt een paar kilometer van Fortescue verwijderd) naar een nieuwe camping bij Wughalee Falls zat er niet echt in. Zeker niet omdat de wandeling naar Fortescue al bijna 3u duurde (terwijl in het boekje – zonder rugzak – uitging van 1,5u), hoewel hij wel ontzettend mooi en niet zo bijster zwaar was.
Fortescue Bay was een iets minder primitieve camping, met wat schonere poepdozen, een douche met tokens, een receptie met kampeerwinkeltje (die natuurlijk altijd dicht zijn op dinsdagen) en een tank met water (dat je wel eerst moest koken). We zetten onze tent op en pakten onze dagrugzakjes, om de wandeling van en naar Cape Hauy zonder bepakking te gaan maken: 4u lang retour, 4,5 km klimmen en dalen tot een prachtig uitzicht. Dat was de verschrikkelijk lange tocht van twee dagen geleden wel waard.
De volgende dag waren we eigenlijk van plan terug te gaan naar Bivouac Bay. Het liefst hadden we de bus teruggenomen naar Eaglehawk Neck (want vanaf daar vertrok onze bus naar Port Arthur), maar die bestond niet. Liften wilden we liever niet, dus lopen was de enige optie, en aangezien het onmogelijk was om op één dag 12-13u te lopen, besloten we de terugtocht in twee stukken te verdelen. We deden rustig aan: langzaam ontbijten, camping betalen, nieuw voedsel en water inslaan bij de kampeerwinkel, eindelijk eens douchen en alle spullen inpakken.
Maar toen voelde Maud zich opeens niet zo lekker en hadden we een probleem: had ze een voedselvergiftiging, een klein griepje, een beet van een naar insect? Zou het snel over gaan of was het onverstandig om nu naar Bivouac te gaan wandelen?
We haastten ons naar de receptie of zij een oplossing hadden. Het meisje daar zei dat ze morgenochtend voor een doktersafspraak naar Port Arthur moest en ze kon ons best wel een lift geven: helemaal perfect!
Terug naar onze site, waar we onze tent weer konden opzetten en de rest van de middag op het strand verbleven. Maud voelde zich uiteindelijk een stuk beter, maar het was al te laat om dan nog naar Bivouac te gaan lopen en we hadden nu al een lift naar Port Arthur.
Avondgegeten met spaghetti met kaastomatensaus uit blik (dat verdacht veel op hersenen leek), onder het toeziend oog van Wally en Walda, twee walibi’s met absoluut geen mensenangst. Het echte Aussie kamperen.

Port Arthur
De volgende dag moesten we vroeg op voor onze lift, aangezien het meisje van de receptie om 8:15 wilde vertrekken. Gelukkig waren onze spullen al een soort van gepakt omdat we eigenlijk de vorige dag al hadden willen vertrekken, dus dat was allemaal snel gedaan. Van onze lieve buren kregen we een kopje instantkoffie aangeboden en daarna persten we ons in de auto, naast het één jaar oude zoontje van het receptiemeisje (dat prikken moest halen bij de dokter, vandaar).
De rit naar Port Arthur was kort en daar aangekomen sleepten we onszelf naar het dichtstbijzijnde café voor een wc en de weg naar de camping. Andere opties voor overnachtingen heeft Port Arthur namelijk niet, behalve een duur bed&breakfast en de nog veel duurdere gezinslodges. Na een stukje lopen langs de weg leidde een schattig weggetje door een stukje bos en over het strand naar de grote camping met o.a. een wasmachine, normale wc’s, een kampeerwinkel en gratis douches.
We zetten onze tent op, pakten onze dagrugzakjes en keerden terug naar het dorp. Of, nou ja, ‘dorp’… Port Arthur is niet bepaald groot: het bestaat eigenlijk uit de camping, de dure lodges, een hospitaal iets verder van de stad, drie winkels (het restaurantje Eucalypt voor koffie, ontbijt en lunch, een touroperator voor cruises langs de kustlijn en een general store met basisbehoeften) en een groot parkeerterrein tussen de bomen naar de beroemde Port Arthur Historic Site. Dat laatste is eigenlijk de enige reden waarom er in dit plaatje leven is.
Port Arthur Historic Site is een groot grondgebied dat vroeger een gevangenis annex heropvoedingskamp was voor zware criminelen, geopend en gesloten halverwege de negentiende eeuw. Het is eerder een gemeenschap dan een gevangenis, met huizen voor de officieren en dokters met hun familie, een ziekenhuis, wachttoren, politiekantoortje, kerk, keuken, houtzagerij, smidse, schoenmakerij, noem maar op. Daarnaast was er natuurlijk het complex waar de gevangenen woonden, het Asylum voor de gekken, de huizen voor de bejaarde criminelen en de Separate Prison, een soort zwaar bewaakte gevangenis voor de criminelen die zich misdroegen, waar men 23u per dag in stilte in zijn cel zat en het andere uur heen en weer kon lopen als ‘lichaamsbeweging’.
Vanwege de geschiedenis van de site, de moorden die er zijn gepleegd en de menselijke experimenten die er zijn gedaan, wordt er van Port Arthur gezegd dat het er spookt. Vandaar de populaire Ghost Tours: ’s nachts in een klein groepje met lantaarns over de site lopen en luisteren hoe de gids enge (waargebeurde) verhalen vertelt over mensen, mysterie en moord.
Dat leek ons nou echt gezellig, dus besloten we – na een lekker vette lunch van fish&chips en een kipburger – kaartjes te kopen voor die avond.
De rest van de middag besteedden we op het schattige strandje vlakbij de camping en maakten gebruik van de wifi en wasmachine. Na een maaltijd van ons nieuwe handelsmerk instant-aardappelpuree met tonijn en erwtjes uit blik haastten we ons naar de historic site om daar voor het donker aan te komen. De Ghost Tour begon om 21:00 en anderhalf uur lang liepen we in het donker met lantaarns over de site, in het gezelschap van een paar stellen van in de dertig en een hoop melige bejaarden, en luisterden naar de spookverhalen van onze gids Claire over bouwvakkers die bijna gewurgd werden door een geest, gevangenen die elkaar de hersenen insloegen met bijlen en drie stoere jongens uit een eerdere tour die de stuipen op het lijf werden gejaagd door voetstappen zonder eigenaar. Na de tocht door ruïnes, spookhuizen, kerken en een kelder kregen we een certificaat dat we de tocht dapper en zonder kleerscheuren hadden overleefd en namen we een taxi terug naar de camping (omdat in het donker langs de weg lopen ons niet echt veilig leek). Na een zelfgemaakt kampvuur en thee met geplette carrotcake kropen we weer in onze gezellige, stinkende tent.

Na een (laat) ontbijtje van pancakes en scrambled eggs met bacon de volgende dag besteedden we de ochtend aan douchen, internetten en opruimen. Na heerlijke zelfgemaakte pantosti’s gingen we opnieuw naar de Port Arthur historic site, om hem dit maal te aanschouwen in daglicht. Met het ticket dat je kreeg kon je niet alleen de gehele site bekijken, maar ook een korte boottocht doen rond de ruïnes van Point Puer (de jeugdgevangenis) en the Isle of the Dead (de begraafplaats voor de gevangenen) en een korte introductietour waarbij de tourguide uitlegde dat de gevangenis eigenlijk helemaal zo slecht nog niet was in vergelijking van de Victoriaanse slums in Engeland die tijd. In de gevangenis had je tenminste een slaapplaats en eten, ook al was het werk vaak zwaar en langdradig. In het Visitor Centre kon je lezen over hoe het er op de boot van Engeland naar Australië toeging en wat voor werk de gevangenen in Port Arthur deden: degenen die vroeger een ambacht hadden geleerd (zoals koken, schoenmaken of houtbewerken) konden dat gewoon weer uitvoeren in de gevangenis. De anderen deden het zware werk: hout kappen, steen hakken, spullen heen en weer sjouwen en huizen en wegen bouwen.
Na afloop namen we een kopje thee en een caramelslice in het museumcafé en liepen via een wandelroute die op de site begon en bij het strand vlakbij onze camping uitkwam terug.
’s Avonds pannenkoeken gebakken en opnieuw een prachtig kampvuur gebouwd, onder het genot van thee en chocoladekoekjes.

Zaterdag was onze laatste dag in Port Arthur. We stonden op tijd op om onze spullen en de tent in te pakken en ontbeten opnieuw met pantosti’s (ons gas en brood moest op, want dat kunnen we natuurlijk niet meenemen naar Nieuw-Zeeland). Daarna trokken we naar Eucalypt om de rest van de middag te besteden aan koffie, vette lunch, lezen, schrijven en proberen te internetten. Na de lunch besloot ik om weer terug te gaan naar de site, omdat we gisteren een beetje aan de late kant waren, waardoor de zogenaamde ‘museumhuizen’ al dicht waren (oude huizen van bijvoorbeeld de dokter, het postkantoor en de commissaris, die in oude stijl waren ingericht). Ons toegangskaartje was namelijk twee achtereenvolgende dagen geldig.
Om 16:00 weer terug naar Eucalypt voor een stuk carrotcake en daarna wachten op de bus.
Terug in Hobart vonden we voor drie dagen onderdak bij Transit Backpackers, een eindje buiten het centrum, maar wel gezellig en vol. We haalden pizza bij een pizzeria annex ijssalon en zaten na driekwart zo vol dat we een pizzadoos meekregen om later de rest op te kunnen eten. We waren nog niet terug in het hostel of we werden al aangesproken door een gezellige maar extreem dronken Fransoos en voor we het wisten zaten we op de binnenplaats van het hostel met een Britse jongen met een krulsnor, een Duits kamergenootje, een Duits meisje, een stel waarvan zij Belgisch was en hij Italiaans, een Zwitserse man, nog een dronken Fransoos en een Indonesische tatoeëerder. Dat leidde natuurlijk tot een gezellige, maar extreem random avond.

Hobart – part two
Zondag stonden we laat op en na een lekker ontbijtje in een cafeetje vlakbij namen we de ferry naar MONA (Museum of Old and New Art), een ‘must do’ in Hobart. Na dertig minuten op de boot (naast de bus en de auto de enige manier om er te komen, maar natuurlijk wel de leukste) kwamen we bij het gigantische museum aan. Het museum bestaat uit vier verdiepingen (waarvan de bovenste alleen de kluisjes, café en winkel zijn) vol met kunst: het ene nog kunstzinniger dan het ander. Alles staat kriskras door elkaar: oude kunst als Griekse vazen en Egyptische sarcofagen, moderne kunst als vreemde beelden en abstracte schilderijen als extreem moderne ‘experimentkunst’. Vooral die laatste waren interessant: een ruimte vol met gloeilampen die lichtgaven op het tempo van verschillende hartslagen; een machine die automatisch tekende aangestuurd door de wind; een soort waterval die telkens woorden in water naar beneden liet vallen. Heel apart allemaal, maar wel (voor het grootste gedeelte) interessant en diepzinnig. Supermodern is dan natuurlijk weer dat nergens bordjes staan, maar dat je bij binnenkomst een iPod krijgt met alle kunstwerken en informatie, artikelen, interviews, quotes, feitjes en audiofragmenten erover (bij het ene kunstwerk wat meer dan bij het andere).
Er was genoeg in het museum te zien, dus kwamen we pas laat terug in het centrum. Avondeten met onze overige pizzastukken, verse wortels en thee met koekjes. Ons avondprogramma bestond uit een tour door het grote riool van Hobart dat vol graffiti zat, met een deel van de random groep van de avond ervoor, en wat nieuwe mensen, plus een jongen uit een ander hostel. We wandelden voor bijna twee uur lang door het riool en maakten foto’s van de meest aparte kunstwerken, natuurlijk ontzettend legaal allemaal. Aan het einde stond het riool voor een deel onderwater, waardoor onze voeten nat werden en we – behalve een eend – allemaal zwoeren dat we nog iets anders in het water zagen… Later bleek dat een schildpad te zijn.
Gelukkig was het in en uit het riool klimmen ook totaal niet gevaarlijk met klimmen en klauteren over hekken… Maar je moet er wat voor over hebben om de prachtige Tasmaanse streetart te kunnen bewonderen.

Onze laatste dag in Tasmanië besteedden we aan laat opstaan, shoppen (nieuwe vesten en nieuwe comfortabele schoenen) en internetten om ons op te geven voor het wwoofen in Nieuw-Zeeland (vrijwilligerswerk op boerderijen e.d.) en het vinden van een hostel in Christchurch. ’s Avonds gingen we – na een avondmaaltijd van opgeluxde pasta carbonara – nog naar een pub om St. Patrick’s Day te vieren (we zijn hier natuurlijk erg begaan met alle nationaliteiten en hun feestdagen). En dat waren dan de laatste Aussie Adventure: want vandaag over een paar uur vliegen we (via Melbourne) naar Christchurch. Tijd voor een nieuw adventure vol natuur, extreme sporten en Lord of the Rings scenery. Kia Ora New-Zealand!

 

Foto’s

2 Reacties

  1. Ina:
    18 maart 2014
    Och lieverd toch, wat een ontberingen! Maar prima opgelost met een mooi alternatief programma. Voor straks goeie reis. Kuskus.
  2. Bibi:
    18 maart 2014
    Topperss! het klinkt echt geweldig xx