The days without subtitles

20 mei 2014 - Ulaanbaatar, Mongolië

Drie kwartier rijden van Ulaanbaatar en je zit al in de heuse middle of nowhere. Geen verharde wegen meer, maar zandpaadjes die kriskras door elkaar liggen en de legendarische zin van ons chauffeur ‘Ze hebben de weg afgesloten’, waardoor hij een ander hobbelig zandpaadje moest nemen en ons achterliet met de vraag wat “de weg” dan wel was.
Na een halfuur bereikten we het gat Altanbulag, het dichtstbijzijnde dorp voor de nomaden in deze area, waar de kinderen naar school gaan en men boodschappen kan doen. En na nog eens anderhalf uur rijden over wegen die aangegeven werden door de bandafdrukken van voorgaande auto’s, door het prachtig steppelandschap, kwamen we aan bij het huis van Hannah. Hannah is een Engelse van 43 die tegelijkertijd met mij aan het nomadenproject begon, maar voor 3 maanden blijft. Ze maakt nogal een aparte indruk, met haar leren paardrijbroek en zelfgemaakte tas van een dode geit, maar is erg gedreven en aardig. Bij haar gezin genoten we van zelfgemaakte noedels van vers vlees (gisteren geslacht) en onze eerste kopje суутэй чай (suutei tsai, ofwel hete melk aangelegd met heet water). Daarna door naar mijn eigen nieuwe ‘huis’.
Mijn huis bestaat eigenlijk uit twee gers (de traditionele Mongoolse tent):  die van mijn familie en die van de buurvrouw, op nog geen honderd meter van elkaar vandaan, met tussenin een soort krakkemikkige stal (eerder een soort kleine omheining waarvan het achterste deel beschut is). In mijn ger slapen ik, de vader van het gezin Myangat en een soort oma/nanny Oko (waarvan ik niet zeker weet of ze familie is of niet). De moeder en de twee kinderen (een jongen van 10 en een meisje van 4) gingen meteen toen ik arriveerde naar het dorp, omdat het zondag was en de kinderen morgen naar school moesten.
In de andere ger slaapt de naamloze buurvrouw, soms haar man, een meisje van 21 (waarvan ik vermoedt dat het haar dochter is) en haar echtgenoot. De kudde geiten en schapen, de 50 paarden en het handjevol koeien met kalfjes delen we met hen. En elke dag komen er wel andere mensen langs, buren en familieleden, om mee te helpen dieren te vangen of op zoek zijn naar hun eigen kudde of gewoon een kopje thee komen drinken.

Daar zat ik dan, twee weken lang in the middle of nowhere voor mijn nomadenavontuur part 1. De eerste week was eigenlijk een week zonder praten, alleen maar luisteren naar de maffe Mongoolse gesprekken (een soort combinatie van Turks en Russisch) en af en toe lol als ik een woord probeerde uit te spreken, wat het grootste gedeelte van de tijd faalde. Ergens was dat wel lekker, niet op te hoeven letten en deel te nemen aan het gesprek, maar alles interactief te observeren – maar aan de andere kant ook even heel eenzaam, vooral de eerste paar dagen. Het Engels van de vader bestond voornamelijk uit “sheep” en “eat” en dat was het – en Oko sprak al helemaal geen Engels (ik begon me op ten duur zelfs af te vragen of ze eigenlijk wel kon lezen en schrijven).
Op zich was het taalverschil niet een heel groot probleem: met een hoop wijzen, handgebaren en dingen proberen voor te lezen uit het Engels/Mongoolse taalboekje dat ik van Enkhee had gekregen kwamen we een heel eind. Af en toe leverde het ook een hoop verwarring en daardoor ook lol op. Nee, het taalprobleem was eigenlijk alleen een probleem voor een goed gesprek. Dat moest ik dan maar met de paarden en honden voeren.

De dagen in het Mongoolse nomadenleven zijn niet echt dagen van 12u lang keihard werken. Het meeste werk wordt ’s ochtends en ’s avonds gedaan en anders slapen ze, of kaarten, of luisteren naar de radio.
De dagen hadden allemaal een beetje dezelfde indeling. Tussen 7:30 en 8:00 werd ik wakker van Oko die ”thee” aan het zetten was en dingen aan het opruimen. Aankleden, tandenpoetsen en ontbijten met de melkthee en de Mongoolse favoriet van een soort kleine broodkoekjes die smaken naar een soort taaie koude oliebol. Daarna naar buiten voor het eerste deel van de werkdag. Als het die dag wat aan de koude kant was, dreven we eerste alle geiten en schapen (300 bij elkaar) in de stal, om vervolgens alle volwassen exemplaren weer vrij te laten, zodat alleen de extreem schattige babygeitjes en minischaapjes overbleven (waarschijnlijk voor hun eigen bestwil als beschutting tegen de kou). Wat betreft het weer maakt het in Mongolië echt geen reet uit of het technisch gezien zomer of winter is: je kan hier in één week alle vier de seizoenen voorbij zien komen. De ene dag regen en harde wind, de volgende dag sneeuw en de dag daarna zonnig en loop je rond in je T-shirt. Elke dag anders, maakt het lekker onvoorspelbaar.
Leek het niet zo’n koude dag te worden, dan bleef de stal leeg en konden we hem uitmesten, door eerste alle poep en troep in hopen te vegen en daarna te scheppen op een zeil en die dan naar een soort vuilstort in een kuil te slepen en vervolgens om te kiepen.
Daarna maakten we het veld rond de gers schoon door met een soort hooivork alle plukken schapenvacht en geitenhaar op te prikken. Vervolgens was het aan twee slachtoffers om met rieten manden op de rug en hooivorken in de hand op zoek te gaan naar koeienvlaaien in de omgeving. Want er is geen betere brandstof voor de kachel dan de poep van een koe. Die verse vlaaien legden we dan te drogen in de wind en aan het einde van de middag verzamelden we ze in jutten zakken. Wanneer de poep was vergaan tot as, werd de as aan de jonge schaapjes en geitjes gevoerd – the circle of poo.

Na de ochtendklussen was het meestal een uur of 10:00 en zwakte het werk af. Myangat ging vaak de paarden zoeken: elke week worden er twee/drie paarden uitgezocht uit de kudde als werkpaarden. Die paarden worden dan ’s avonds vrijgelaten en bevinden zich de volgende dag dus niet al te ver van de gers af. De rest van de paarden gaat hun eigen gang ver over de heuvels en wordt dus alleen één keer per week bij elkaar gedreven (en dan ook niet allemaal) om de nieuwe paarden uit te zoeken. Dat is nog geen makkelijke taak, aangezien paarden niet zo gehoorzaam en makkelijk zijn als schapen en koeien. Voor een geit springen is geen probleem – maar voor een paard zal ik het niet proberen. En dan moet je ook nog verhinderen dat het paard niet over het hek heen springt en weg galoppeert als je probeert het te vangen (wat een keer gebeurde en waar ik en de buurvrouw stuk om lagen, maar wat haar schoonzoon niet al te leuk vond).
Afijn, wanneer Myangat de werkpaarden had gevonden, ging hij vaak op één ervan de schapen achterna, of hij ging langs bij een andere familie om te kaarten – ik wist nooit wat hij precies deed.
Wij bleven dan bij de ger voor de overige klusjes: nog meer drollen zoeken, broodkoekjes bakken (in de frituur natuurlijk), de ger vegen, kleding repareren, torren verwijderen uit de tent, het wassen van de theedoeken in dezelfde pan als waar net het eten in was gekookt (wel een soort van schoon geschrobd), poep van onze schoenen schrapen met het mes dat vervolgens wordt gebruikt om de aardappels en wortels te snijden voor de lunch (natuurlijk wel enigszins schoongeveegd), de kachel aankrijgen, prutsen met de radio of (in mijn geval) lezen, schrijven, armbandjes knopen en puzzelen. Nomaden doen het liefst niks in hun vrije tijd: slapen of voor zich uit staren. In de hele ger is geen boek of spelletje te bekennen (afgezien van een pak beduimelde spelkaarten).

De lunch varieert nogal. In de eerste week (toen de moeder nog in het dorp was met de kinderen) was de lunch vaak hetzelfde als het ontbijt, of werd helemaal overgeslagen (leve mijn brood met nutella). Soms lunchten we dan bij de buurvrouw, die heel lekker kan koken en ons dan verwende met noedels, dumplings, witbrood met zelfgemaakte cottagecheese of een soort zoete rijstsoep. In de tweede week zorgde moeder ervoor dat er stipt om 13:00 dumplings of noedels klaarstonden. Wat betreft eten zweren nomaden trouwens bij twaalf magische ingrediënten: aardappel, wortel, uit, witte kool, knoflook, witte rijst, witte pasta, witte bloem, water, melk, suiker en gedroogd vlees. Want dat zijn eigenlijk alle ingrediënten die ze gebruiken voor koekjes, broodjes, pannenkoeken, dumplings, soep, pudding, noedels, ‘Hollandse pot’, etc. Indrukwekkend, maar je gaat op ten duur toch verlangen naar kaas, vis en donkerbruin volkorenbrood. Bovendien hebben ze geen mogelijkheid om het pas geslachte vlees een paar dagen te laten hangen, waardoor het meteen gedroogd wordt met een taai resultaat dat de Europese magen niet zo goed kunnen verteren. Gelukkig zijn de honden dolblij met de uitgekauwde stukjes vlees.

Na het eten wordt er vaak eerst een dutje gedaan (dat ik meestal oversla) en daarna gaat de gang van rustige klusjes en niks doen weer door. Als het buiten koud is, blijven we meestal beschut in de ger, maar anders probeer ik buiten wat te wandelen of paard te rijden (zonder cap natuurlijk, echte nomadenstyle).
Avondeten gebeurt tussen 16:00 en 20:30, maar meestal rond 18:00. Net voor of na het eten worden de tien kalfjes gevangen en aan een touw geknoopt (wat nog een hele klus is), zodat moeder en de buurvouw (met hulp van Oko en mij) de koeien kunnen melken. Daarna worden de kalfjes losgelaten om zelf te drinken en vervolgens weer vastgebonden of opgesloten in de stal voor de nacht.
Na het eten worden de jutten zaken gevuld met de gedroogde koeienpoep en wordt er een deel van de geiten- en schapenkudde opgesloten in de stal, zodat de kudde ’s nachts bij de ger blijft. ’s Avonds is het dan een hoop kabaal van geblaat dat in toon varieert van een krijsende baby tot een oude mannenroep. Ze knabbelen aan alles wat ze vinden, kloppen op de deur en bezette de wc (ofwel, een geul naast het gerterrein). Overigens is er niks schattiger dan een klein babygeitje dat struikelt over zijn eigen poten als hij rent en in de manden met pluis en poep klimt en daar vervolgens uitvalt.
Onze kudde is trouwens heel mak: ’s ochtends verlaten ze het gerterrein en dan maken ze in zo’n 12u een rondje door de heuvels en keren dan weer bij ons terug. Van andere mensen hoor ik dat ze continu bezig zijn met motor en paard om hun kudde te vinden en terug te brengen, maar bij ons is dat nauwelijks nodig. Ik heb zelf één keer de schapen van de ene plek naar de andere plek met het paard moeten drijven, maar de fantastische uitleg: “Sheep. There – there. Horse.” And off you go.
’s Avonds kregen we soms bezoek van de buurvrouw of wat aanloopvolk voor een goed geanimeerd gesprek, of anders was het radio luisteren en sinds de tweede week kreeg ik moeder verslaafd aan sudoku’s. Tussen 22:00 en 22:30 gaat het licht uit en is het slapen op de keiharde slaapbank, warm opgerold in de slaapzak.

Er zijn ook dagen dat het een beetje anders gaat. Zoals de dinsdag dat we van 11:00 tot 19:00 bij Hannahs familie verbleven waarbij wij een ‘proper English conversation’ hadden en de anderen zeven uur lang aan het kaarten waren. Naar Hannah toe gingen we overigens op de motor – met z’n drieën, zonder helm.
Op een andere dag kwam een andere vrijwilliger, Zoë (uit Wales), langs met haar “opa” op zoek naar schapenkudde.
In het eerste weekend kwamen de kinderen thuis, van vrijdagavond laat tot zondagmiddag, en puilde de gers uit van de familieleden. Ik had op een gegeven moment geen idee meer wie er bij wie hoorde, omdat iedereen elkaars ger inliep, bij de buren ging eten en ging slapen in welke ger er plek was. In die twee dagen was het tijd voor gezellige gezinsuitjes, zoals hout sprokkelen in de heuvels, samen met de jongen van 10 en het meisje van 4 een steile heuvel vol rotsen beklimmen naar een soort altaar (een hoop stenen met Tibetaanse vlaggetjes) en de gers strippen en van een extra buitenlaag en een nieuwe schoorsteen voorzien.
Het hoogtepunt van die dagen was natuurlijk het bekijken van mijn spullen, want als verwende westerling had ik een hoop interessante dingen bij me. Vooral mijn camera, iPod, knuffelhond, waterflesjes, boekje Mongools/Engels en flesje desinfecterende handgel vielen in de smaak. Om maar te zwijgen over mijn ‘foodbag’ vol exotische lekkernijen als stroopwafels en KINDER-chocola. Ben er toen ook achter gekomen dat het heel simpel is om in een halve minuut non-verbaal aan een Mongools meisje van 4 uit te leggen hoe een iPod werkt.

Dat we gingen verhuizen drong pas op de avond tevoren tot me door. Oko pakte de spiegel in in een tapijt – maar er lag een gewond schaap in de achtertuin waarvan we de wonden net hadden ingegoten met een soort hete olie of vet en bestrooid met suiker, dus ik dacht dat ze dat misschien als brancard wilden gebruiken. ’s Avonds kwamen er twee mannen met een truck al onze zakken gedroogde poep en gesprokkeld hout inladen – maar ik dacht dat we die misschien zouden verkopen als extra zakcentje of zoiets. Het drong pas tot me door toen Oko gebaarde dat ik mijn tas in moest pakken.
De volgende ochtend werd ik om 6:00 wakker van het inpakgedruis. Ze waren de ger al aan het afstrippen. Snel opstaan, veel kleren aan (was nogal koud buiten) en de rest van mijn spullen inpakken. Daarna helpen met het afstrippen van de ger, het uit elkaar halen van het frame en beetje bij beetje alle spullen in de geleende truck laden (er stond wel een eigen truck naast de ger, maar daarvan zaten grote barsten in de voorruit en de geiten knabbelen graag aan de draden onderin als avondsnack, dus ik had al vermoedens dat hij niet reed). Alle dekens, onderzeilen en overzeilen opvouwen, spullen in dozen en kratten en om 8:00 was onze ger verdwenen en lag alles (inclusief mijn monsterbag en de twee bedden) in de truck.
Ontbijt bij de buurvrouw en vervolgens reden we naar onze nieuwe plek, ongeveer 20-30min verderop. Daar ging alles weer uit de truck en konden we het frame in elkaar zetten en de ger weer omwikkelen in de lappen. De lappen zijn overigens een bij elkaar geraapt en aan elkaar genaaid zooitje van vilt, fluweel, dierenhuid en oude spijkerbroek, als een soort bruid van Frankenstein.
Terwijl moeder, Oko en ik de tent weer opnieuw inrichtten, gingen Myangat, de man van de truck en de buurvrouw terug om haar ger te ontmantelen.
Rond 12:00 waren we klaar met onze ger en hadden we een snelle lunch met de broodkoekjes. Daarna helpen met buurvrouws ger in elkaar zetten, inrichten, de zakken gedroogde poep heen en weer slepen en onze zes tonnen vullen bij de waterput (nu we toch een man met een truck bij ons hadden). De waterput is een gat in de grond van een halve meter doorsnee, gemarkeerd met een autoband eromheen. Met een soort rubberen emmer (volgens mij met de hand gestikt en niet helemaal waterdicht) aan een touw en een stok haal je dan water naar boven. Dat gaat dan in de tonnen of anders in de voederbak die ernaast staat voor passerende koeien.
Na negen uur keihard werken was het wel weer even tijd voor wat rust, hoewel we natuurlijk niet onder de gebruikelijke klusjes als poep zoeken en koeien melken uit konden. Het normale leven in Mongolië.

Al met al waren het twee bijzondere weken. Hard werken viel wel mee (hoewel het sjouwen van poep, het achterna rennen van kalfjes en het wegjagen van geiten wel vermoeiend kon zijn) en er was veel ruimte voor ontspanning, wandelen en observatie. Af en toe –  terwijl ik met een hooivork stukken schapenvacht uit de poep stond te prikken, gehuld in de traditionele deel die ik van mijn familie te leen had gekregen – besefte ik me waar ik was: gewoon in de complete middle of nowhere bij een gezin waarvan ik absoluut geen flauw idee had of hun gesprekken over de koeien of over politiek gingen. Eigenlijk leek het wel alsof ik me in een soort documentaire bevond; interactief en zonder ondertiteling.
Ik ben nu wel blij om een paar daagjes een normale wc tot m’n beschikking te hebben, en gesprekpartners, internet, proper tea, vis, kaas en shampoo. Want douchen is hier praktisch onmogelijk (ben er wel in geslaagd één keer m’n haar te wassen, na de eerste week, terwijl moeder warm water in een fluitketel over m’n hoofd goot).
Maar ik heb ook wel zin om terug te gaan en ik blijf er geen genoeg van krijgen om midden op de Mongoolse steppe in een heuse ger waarvan de inboedel ongeveer gelijk is aan mijn reisbagage, met mensen gehuld in een deel die geen Engels spreken, naar Miley Cyrus’ Wrecking Ball op de krakerige radio te luisteren. When extremes meet.

3 Reacties

  1. Ina:
    19 mei 2014
    We hadden met je te doen na onze nomadennacht (met vergelijkbaar sanitair), maar wat doe je het goed! En wat fijn om iets van je te horen.
    Xxxxxxxx
  2. Willem:
    19 mei 2014
    Fijn om iets van je te horen, ik was erg benieuwd naar je ervaringen zeker na onze eigen nacht bbij een nomadische familie. Het lijkt me niet altijd makkelijk maar zo te lezen heb je je draai wel gevonden. Geen kamelen, tegenvaller...
    Willem xxx
  3. Flo:
    19 mei 2014
    Dit klinkt zooo awesome! :) veel plezier nog de laatste weken xxx