The days with stars and smell

18 april 2014 - Rotorua, Nieuw-Zeeland

De bustocht naar Waitomo was lang en saai en daar aangekomen zette we onze tent op bij het Holiday Park tegenover de i-Site, dineerden we met de pittig tomatensoep van de dag met knoflookbrood in het cafeetje tegenover en genoten we van een filmmarathon in onze tent.
De volgende dag pakten we onze spullen in, lieten onze tassen bij de receptie achter en na een laat, apart ontbijt van ‘breakfast cake’ (een soort cake gemaakt van ontbijtgranen met kaneel en appel in een plas melk) haastten we ons naar de Waitomo Caves, op 500m lopen van het dorp.
Daar voegden we ons bij de meest simpele en goedkoopste tour van allemaal om de grotten te bekijken. Er waren talloze opties voor rafting en tubing, maar daar hadden we het geld niet echt voor.
Deze tour was ook prima – het ging natuurlijk om de ‘glowworms’ en die kreeg je bij elke tour wel te zien. In driekwartier tijd liepen we door de grotgangen en kwamen uiteindelijk meters onder de grond uit bij een grote grot die de Cathedral werd genoemd, vanwege de bijzondere akoestiek (geen echo namelijk) en zijn populariteit bij zangvoorstellingen. Het licht was uit en onze gids daagde ons uit om een lied te zingen en wij begonnen aarzelend aan een tweestemming Hallelujah, dat eindigde met een (daverend) applaus. Onze gids zei dat het niet vaak gebeurde dat ze mensen overhaalde om ook daadwerkelijk iets te gaan zingen.
We sloten de tocht af met een korte, maar prachtige boottocht in het ondergrondse meer met een sterrenhemel van glowworms. De rivier eindigde buiten de grotten in een oerbos: de omgekeerde route die de Maori chief samen met een Europese explorer aflegde toen ze de grotten gingen verkennen (die volgden de rivier en kwamen zo de grotten binnen).
Glowworms zijn eigenlijk vrij nietige wezentjes: het zijn de larven van iets dat later (via een cocon) een soort langpootmug wordt. Ze zijn alleen te vinden in donkere, vochtige omgevingen en eten insectjes en soms elkaar – en worden opgegeten door spinnen en elkaar. Ze geven licht in een deel van hun middenlijf en dat kost ze slechts een paar procent van hun energie – erg energiezuinig dus, die wezentjes.

Na de glowworms en de lunch stapten we in een nieuwe Straybus, richting Mourea, een plaatsje aan Lake Rotorua (vlakbij de plaats Rotorua), voor een ‘cultural stop’: een overnachting bij een Maori-familie.
Toen we aankwamen werden we door onze gastvrouw Ruth naar het grote ‘meetinghouse’ (marae) geleid: een gebouw dat eigenlijk de centrale plaats en het hart van een Maori-familie is. Het is een grote ruime kamer waar ceremonies worden gehouden en grote groepen gasten slapen op matrassen op de grond. Aan de muur hangen foto’s van overleden geliefden en het schuinlopende dak is beschilderd met rijen botten als de ‘ribben’. Alsof we dus in iemands maag stonden. In het midden van de ruimte staat een paal, die dient als het hart van het huis. En de mensen in het huis en hun gelach en gepraat vormt de hartslag.
Bij binnenkomst moesten we onze schoenen uitdoen (omdat we gelopen hadden over het grasveld voor het huis waar veel gevechten zijn uitgevochten tussen de Maori-familie en gasten met oorlogsbedoelingen – en die negatieve energie zich nu in onze schoenen had genesteld). We waren getuige van een ontmoetingsceremonie: iedereen moest op banken zitten en de jongens (we hadden er vier) in stoelen voor de meisjes (omdat die ons moesten beschermen). Een neef van Ruth hield een toespraak in het Maori en daarna moesten we de familieleden die aanwezig waren en de rest van de groep op traditionele wijze begroeten: een hand geven, ‘Kia Ora’ zeggen en twee keer met de neuzen tegen elkaar aantikken. Dat zorgde natuurlijk al voor een enorme band tussen mensen die elkaar nog geen 24u kenden, en was nog eens leuk ook.
Na het uitdelen van de matrassen en wat thee was het tijd voor onze ‘cultural experience’. Acht familieleden voerden voor ons een show op van traditionele Maori dans, muziek en zang, waaronder muziek met de poi (een instrument van een soort plastic bal aan een touwtje waarmee je allerlei ritmes kan maken, zoals o.a. het hoefgetrappel van een paard of een trein), een liefdeslied met als thema de Maori-versie van Romeo en Julia (die wel goed eindigt) en natuurlijk de bekende krijgersdans de haka (met de bekende gezichten van wijd opengesperde ogen, ver uitgestoken tongen en woeste kreten).
Daarna was het aan onszelf om interactief mee te doen: de meisjes leerden een dans met de poi (wat nog een hele klus was om jezelf en elkaar niet te slaan) en de jongens leerden de haka (met als resultaat een vijftallige, internationale haka, omdat elke jongen uit een ander land kwam). Na nog een laatste afscheidslied en foto’s was het tijd voor voedsel: traditioneel gekookte kip, zoete aardappel, pompoen, mosterdjus en erwtjes. Met als toetje fruit, custard en chocolade. Voldaan kropen we in onze slaapzakken in onze gigantische slaapzaal in de marae.
Na een ontbijt van heuse wentelteefjes (‘turning bitches’) vertrokken we rond 8:00 richting Rotorua, waar we niet veel later aankwamen. In principe ging de bus om 12:00 weer verder, maar wij hadden een extra nacht in Rotorua geboekt, omdat we nog één dag op het Noordereiland over hadden. Iedereen kon een activiteit kiezen en wij gingen, samen met de Duitse jongen Felix, naar het Maori-dorp Whakarewarewa. Dat was een dorp midden tussen de geisers waar Rotorua beroemd om is, dus dat wilden we zeker zien. We kregen een rondleiding door het dorp met de belachelijk lange naam Tewhakarewarewatangaoteopetauawahiao, waar overal stinkende zwavelrook uit de grond kwam. Erg praktisch om eten te koken (ze begroeven hun potten in kisten en gebruikten de hitte van de geothermische grond) en een bad te nemen (de meertjes in het dorp waren kokend heet). Naast het dorp bevond zich een gebied met nog meer rook en twee geisers, waarvan er één enthousiast aan het spuiten was (hetzij niet zo heel hoog). De rondleiding werd afgesloten met opnieuw een culturele zang- en dansshow, inclusief een korte demonstratie van het weven met palmbladeren. Omdat we met Stray een ticket hadden geboekt, kregen we een gratis lunch van een kleine maïskolf, een broodje worst en een stuk kruidcake, alleen zelfgebakken op de geothermische grond – en heel lekker.
Daarna maakten we nog een wandeling om het dorp heen, met uitzicht op het rokende dorp en de geisers en door een soortement moeras vol stinkende zwavelmist. Erg mooi en mysterieus, maar ook misselijkmakend.
De middag brachten we door in het hostel en het Rotorua Museum, een mooi, groot museum in een indrukwekkend gebouw (een oud badhuis) met o.a. een grote tentoonstelling over de Maori-cultuur met informatie over hun goden, mythen, cultuurkenmerken, de gigantische vulkaanuitbarsting in de 19e eeuw in Rotorua en de Maori tijdens de Wereldoorlogen. En een leuke, maar zeer slecht geacteerde 4D-film (maar zonder 3D) over de vulkaanuitbarsting.

De volgende dag konden we lekker uitslapen en na nog een korte wandeling in de motregen door een vlakgelegen parkje met nog meer geothermische, stinkende, rokende meertjes, stapten we in de bus richting Lake Aniwhenua (de ‘wh’ spreek je uit als een ‘f’ kwamen we daar achter). Opnieuw een alternatieve plek in the middel of nowhere (zoals ook Punakaiki en Rangitata op het Zuidereiland).
Voor we bij de boerderij/lodge aankwamen kregen we eerst nog een mini-tour van onze mannelijke host door de omgeving (al zittend in de bus), o.a. door het dichtstbijzijnde dorp vol arme, werkeloze Maori. Veel Maori (en met name kinderen) zijn in deze moderne tijden het slachtoffer van drugs, alcohol en werkloosheid – zeker dankzij de modernisering en mechanisering en daardoor het verloren gaan van banen. De mensen in Lake Aniwhenua proberen dat te veranderen en zien het toerisme als de volgende grote inkomstbron voor het dorp en zijn daarom dolblij met hun plaats als Straystop. Ze hebben grote plannen en hebben er alles voor over om dat waar te maken, maar zijn ook realistisch, onder het mooie positieve Maori-gezegde: ‘Aim for the moon, even if you miss you’ll land among the stars’.
Na nog een stop gemaakt te hebben bij het op één na grootste, geothermische stinkende meer (nummer twee na een in Yellowstone) kwamen we rond 15:00 aan op plaats van bestemming en na een kopje thee begonnen om 16:30 de activiteiten waarvoor we ons hadden kunnen inschrijven. Wij hadden er twee gekozen: eerst het bakken van traditioneel, gefrituurd Maori-brood. Het deeg leek op dat van gewoon brood (met een hoop suiker), dat we vervolgens (als oliebollen) in de frituur moesten braden. Omdat onze Straygroep vrij klein was (slechts negen mensen op dat moment), was onze kookklas ook lekker klein: slechts wij, nog een Nederlandse jongen en een Amerikaans meisje.
Na het koken gingen we armbanden weven van een soort dunne palmbladeren, wat eigenlijk heel simpel was. Met onze prachtige nieuwe armband om schoven we aan tafel voor een ontzettend lekker, traditioneel Maori-maal, van kip en lam en varken, met muntsaus en cranberrycompote, zoete aardappels en een soort ratjetoe van broodkruimels, kruiden, ui en wortel. En natuurlijk samen met ons heerlijke, zoetige, gefrituurde brood.
’s Avonds nog wat gekletst op de veranda met onze groep en de hosts (waaronder een handvol WWOOFers) en daarna op een redelijke tijd naar bed. Want de volgende dag weer op tijd op: alles voor onze laatste paar daagjes NZ.

1 Reactie

  1. Ina:
    18 april 2014
    Dat doen jullie goed: onderdompelen in de Maori-cultuur. Vooral dat brood lijkt me wel iets voor thuis. En neem je zo'n armband voor me mee?