The days of 2500 km

1 november 2016 - Alice Springs, Australië

Dat was me het weekje wel. Een goeie reisgroep, een hoop mieren, lange autoritten en brandende hitte - dat waren de thema's die de afgelopen dagen centraal stonden. Oh, en "supervet".

Maandag nam ik afscheid van Melbourne. Mijn tassen waren gepakt en mijn kamer was leeg. Ik vertrok halverwege de ochtend met de bus en trein naar het vliegveld, waar mijn tassen godzijdank niet te zwaar waren. De vlucht naar Adelaide was slechts anderhalf uur en mijn hostel had gratis ontbijt en was buren met Domino’s pizza.

Dinsdagochtend om 6:00 zaten er twee Engelse meisjes aan het ontbijt, die ook meegingen op de tour naar Uluru. We werden opgehaald door een volle bus met de forse en stoere tour guide Craig. De bus bestond voor de helft uit Duitsers en voor de andere helft uit Nederlanders, Britten, Brazilianen en een enkele Noor, Belg en Oostenrijker. De meeste waren eind twintig, en er waren slechts drie bejaarden. Ook de LGBT-community was goed vertegenwoordigd, met een homostel, lesbisch stel en een single homo aan boord. Al met al was het een briljant en hilarisch gemengd gezelschap en de Duitsers deden hun uiterste best met het Engels ("het is niet erg om fouten te maken").
We hadden wat kilometers voor de boeg tot onze camping in Stony Creek en we stopten een paar keer voor boodschappen en ijsjes. Aangekomen op de camping laadden we de trailer met baggage uit en sprongen we weer in de bus om naar onze middagwandeling te rijden: een wandeling door de Alligator Gorge. Een mooie wandeling dor een canyon, met af en toe wat geplons door het water. Na het avondeten probeerden we vroeg naar bed te gaan.

Woensdag ging namelijk om 4:00 (!) al de wekker. Aankleden, ontbijten, inpakken en om 5:00 waren we op pad. We hadden 600 km voor de boeg, die Craig voor de lunch gereden wilde hebben. Inderdaad bereikten we rond de lunch het opaalmijnstadje Coober Pedy. Coober Pedy staat niet alleen bekend om zijn enorme voorraad opalen, maar ook om de huizen, die zich namelijk in de rotsen bevinden (goed tegen de hitte en vliegen, en warm in de winter). Na de lunch bezochten we één van de mijnen, waar we een rondleiding kregen door de mijn en een dug-out (zo'n ondergronds huis) een demonstratie opaalpolijsten. Daarna bezochten we Josephine’s Kangaroo Orphanage, een winkel met Aboriginal kunst annex kangoeroe-opvang. Josephine was een – zoals ze het zelf noemde – crazy kangaroo lady, die de opgevangen kangoeroes en joeys zag als haar eigen kinderen (compleet met motherese en kusjes). Er waren vier kangoeroes en een joey, die we mochten voeren en aaien, en Josephine beantwoordde al onze vragen (inclusief de vraag over hoe je kangoeroe het beste klaar kan maken, waarbij ze wel liefdevol de oren van de joey bedekte).
De laatste uurtjes voor het avondeten van pizza spendeerden we in heuvels gruis uit een opaalmijn, waar zich – volgens de mythen – nog wel eens opalen in bevonden. Inderdaad vonden we wat opalen, maar nde vondst was helaas niet heel waardevol. Die nacht sliepen we allemaal in stapelbedden in één grote dug-out. Lekker koel, geen vliegen.

Ook donderdag ging de wekker om 4:00 en stond er 750 km op het programma. We maakten een paar stops voor foto’s en koffie en rond lunchtijd kwamen we aan op onze camping vlakbij Uluru. Na een lunch van toasies hadden we de eerste helft van de middag vrij voor het zwembad. Rond 15:00 vertrokken we nara Uluru. We bezochten het Culture Centre om wat Aboriginal verhalen te lezen over het mythisch ontstaan van Uluru en de geschiedenis over hoe Uluru niet heel lang geleden is teruggegeven aan de Aboriginals. Vervolgens reden we naar een kleine wandeling waar één van die verhalen zich zou hebben afgespeeld. De verhalen spelen zich voornamelijk af rond gevechten tussen mythische wezens en de verschillen kloven, gaten en openingen in de rotsen symboliseren de schade aangericht door die gevechten. We sloten de dag af op een uitzichtpunt voor een zonsondergang en gingen daarna terug naar het kamp voor pasta bolognese met kangoeroevlees. We sliepen die avond in swags (een soort slaapzak met matras) buiten onder ‘de sterren’ (maar het was helaas bewolkt…).

Vrijdag stonden we opnieuw om 4:00 op, om naar een uitzichtpunt te rijden voor de zonsopgang van 6:00. Vervolgens reden we naar Kata Tjuta, een park slechts 50km van Uluru vandaag. Het bestaat uit grote rotsformaties en valleien, waardoor de wandeling soms best steil was en de wind sterk. Omdat we zo vroeg begonnen en het tamelijk bewolkt was, was het niet heel warm. Rond 9:30 waren we alweer klaar met de 2,5 uur durende wandeling. We reden naar een andere plek in Kata Tjuta, voor een makkelijkere wandeling door een vallei van een uur. Rond lunchtijd kwamen we terug bij ons kamp. Daarna waren we vrij: vier leden van de groep hadden zich opgegeven voor skydiven (ik niet, maak je geen zorgen). We verbleven het eerste uur bij het zwembad en gingen daarna naar de plek waar de skydivers zouden landen. Nadat iedereen heelhuids geland was, gingen we terug naar het kamp voor een BBQ-avondmaal en een nieuwe nacht onder de bewolkte hemel.

Zaterdag mochten we eindelijk uitslapen tot 5:30. Na een niet zo spectaculaire zonsopgang waren er pannenkoeken voor ontbijt. Daarna reden we naar Uluru voor een base walk om de rots heen. Het was een simpele en vlakke wandeling, maar het was snikheet en er was nauwelijks schaduw. Eén kant van de rots is zo heilig voor de Aboriginals dat het pad er ver vandaan loopt en je op sommige plekken geeneens foto’s mag maken. Op andere stukken liep de wandeling langs de rand en had je een goed uitzicht op de gleuven en grotten in de rode rotswand. De wandeling duurde 2,5 uur en daarna reden we terug naar ons kamp voor een falafellunch. Inpakken en wegwezen, voor een rit van vier uur naar het laatste park van de trip: Kings Canyon. We kwamen rond 18:00 aan, net op tijd voor een prachtige roze zonsonderang. We hadden wraps met kangoeroe als avondeten met cheesecake als toetje. We sliepen in kleine tenten op gammele bedden, en de hele camping – inclusief de tenten en de douches – zaten vol beesten (e.g. motten, mieren en sprinkhanen). Douchen ging dus niet zonder eerst een hele mierenfamilie te verzuipen (per ongeluk-expres).

Zondag stonden we voor de laatste keer om 4:00 op. Na het ontbijt reden we naar Kings Canyon voor de laatste en zwaarste wandeling van allemaal. Het eerste deel van d wandeling was een zeer steile klim van vijfhonderd treden, die we nog net voor zonsopvang konden volbrengen. Bovenaan piepte de zon net over de rotsen heen. De wandeling van 2,5 uur was prachtig: we wandelden over en langs de rotsen die van dichtbij leken op stapels pannenkoeken, hadden uitzicht op rotsen in de verte die leken op mierenhopen en daalden af in de canyon tot de rivier. De rotsen zijn van zandsteen en daardoor er fragiel, dus de kans op het spontaan afbrokkelen van randen is vrij groot. Rond 9:30 waren we terug bij de bus en begonnen we aan de laatste kilometers naar Alice Springs. Onderweg een stop bij een benzinestation voor lunch en een kamelenboerderij (camel farm) voor kameelritjes voor de liefhebber. Daarna reden we Alice Springs in, waar we werden afgezet bij ons ho(s)tel. Ik verbleef samen met de twee Britse meisjes (waarvan er ééntje leuk genoeg ‘Alice’ heet, dus die was dolenthousiast bij het zien van bordjes als ‘Alice’s Pizza’) in een uiterst schattig hostel met leuke tuin vol niet-bij-elkaar-passende strandstoelen en ligbedden, een zwembad, een reuzeschaakbord gemaakt van petflessen met zand en geverfde picknickbanken, dat ’s avonds verlicht werd door gekleurde lampjes (voor de liefhebber, de naam was Alice’s Secret). ’s Avonds gingen we met de hele groep naar de pub voor een laatste avondmaal en wat biertjes/wijntjes.

Maandag was een relaxdag. Samen met mijn Britse vriendinnen bleef in vrijwel de gehele dag bij het zwembad om te relaxen en onze vervolgtrips te plannen. We gingen even naar de stad voor lunch en boodschappen en zwaaiden Alice uit die ’s avonds met de Greyhound naar Darwin ging. Ik en Lauren gingen de volgende ochtend pas weg – zij met vliegtuig naar Perth, ik met bus naar Townsville.

Zoals al gezegd: het was me het weekje wel. Het was een ontzettend leuke, maar ook uitputtende week, met een enthousiaste en gezellige groep (die onder de indruk waren van mijn vele talenten zoals opera zingen en accenten imiteren). Nu spendeer ik de hele dinsdag in de Greyhound, die mij in 26 uur tijd naar Townsville aan de oostkust brengt. De laatste tien dagen van mijn Australië-avontuur zijn aangebroken.

2 Reacties

  1. Ina:
    1 november 2016
    Achach, jij lijdt wat af - zo vroeg op... Gelukkig kun je nu 26 uur slapen. Tot over 10 dagen!
  2. Oma Klaartje:
    2 november 2016
    van dit verhaal ben ik even helemaal stil