The days in the Wild West

10 oktober 2016 - Perth, Australië

Dat was me het weekje wel. In plaats van al te beginnen met het studeren voor de aankomende examens, ging ik een week (of beter gezegd tien dagen) naar West Australia (WA): de provincie in het (je gelooft het niet) westen van Australië. Bereid je voor, er komt een lang reisverslag.

West Australia: northbound

Donderdagmiddag vloog ik naar Perth: een vlucht van vier uur met een goedkope vliegtuigmaatschappij (dat betekent dertig centimeter beenruimte en water waar je voor moet betalen). Daarna met de bus naar het centrum en een halfuur lopen naar mijn hostel (wist ik veel dat de bussen in Perth gratis zijn…). Een gezellig hostel, waar de jongen achter de desk me een hele rondleiding gaf ook al bleef ik maar één nacht. 

Vrijdag vroeg op, omdat ik om 7:45 opgehaald werd voor mijn eerste tour in WA (een tour naar een gebied ten noorden van Perth). Na mijn favoriete ontbijt van een flat white met toasted banana bread verorberd te hebben op een bankje bij de bus, werd ik te laat opgehaald door de tourbus. Een minibus met plaats voor twaalf reizigers, plus een chauffeur. En wij waren precies met twaalf mensen: een Iers meisje en twee Spaanse meisjes van mijn leeftijd, een leuk jong stel uit Sydney, een irritante Franse dame van middelbare leeftijd met haar aardige Spaanse vriendin en twee moeder-van-60-met-dochter-van-30 koppels (een Duitse en een Britse variant). De gids heette Victoria en ze was echt heel aardig.
Onze eerste stop waren de Pinnacles: versteende boomwortels (of de vingers van verdwenen kinderen, als je de Aboriginals gelooft), die verdacht veel op stenen lijken. De bomen zijn allang vergaan en er is zand voor in de plaats gekomen, waardoor de boomwortels nu middenin de woestijn staan.
We hadden lunch op een waaierig en regenachtig strand en stopten in de ongezellige stad Geraldton voor boodschappen. Aan het einde van de middag kwamen we aan in het hostel in Kalbarri, waar we na een lekkere barbecue vroeg naar bed gingen.

Zaterdag vertrokken we al om 7:00 naar Kalbarri National Park: een park dat bekend staat om zijn prachtig canyon uitgesneden door de meanderende rivier de Murchison. We maakten een aantal wandelingen naar uitzichtpunten en de rivier zelf en ik ging – samen met twee anderen – de uitdaging van het abseilen aan. Mijn laatste (en overigens enige keer) abseilen was zes jaar geleden, dus het was hoog tijd voor een nieuwe bijna-doodervaring. Nee, grapje, het was best leuk; we mochten zelfs twee keer (ik heb foto's als bewijs).
Na alle avonturen in het park reden we weer verder naar het noorden en stopten bij de rivier voor lunch (vergezeld door vliegen) en bij een roadhuis voor een ijsje (onder het genot van countrymuziek). Daarna reden we door naar Shark Bay, het noordelijkste punt van deze roadtrip. De afstanden waren gigantisch, de omgeving een woestijn en de weg verlaten – een goeie roadtrip door het wilde westen van Australië dus.
Shark Bay is een gebied dat op de erfgoedlijst van Unesco staat vanwege zijn bijzondere natuur, zoals de stromalites (levende organismen in kniehoog helder zeewater die verdacht veel op stenen lijken) en Shell Bay (een strand louter bestaande uit hele kleine witte schelpjes). We sliepen in Monkey Mia, een gebied in Shark Bay dat bestaat uit een resort en een strand populair bij toeristen en dolfijnen. We waren nog net op tijd voor een mooie zonsondergang en om een drietal dolfijnen te spotten, die enkele meters van de kust zwommen.

Zondagochtend was het tijd voor de grote dolfijnenshow. De dolfijnen in Monkey Mia zijn wild, maar niet wild genoeg om gratis vis af te slaan. Elke ochtend worden er een paar vissen gevoerd aan de dolfijnen die dan in de baai zwemmen en dat trekt natuurlijk immens veel toeristen. Een vriendelijk meisje in een korte broek en trui legde ons van alles uit over dolfijnen (zoals dat ze ontvoeren en verkrachten, wat een leuke dieren zijn het toch), terwijl we allemaal gretig op de rand van het strand op de dolfijnen wachtten. We werden beloond met twee enthousiaste dolfijnen die zo dichtbij zwommen dat we ze bijna aan konden raken (wat natuurlijk niet mocht). Beide dolfijnen kregen vier vissen en er werden mensen in het publiek uitgekozen om de vissen te geven. Het meiske beloofde dat ze niet alleen maar kinderen uit zou kiezen, maar ze koos alleen maar kinderen uit.
We genoten nog even na met een kopje koffie en een strandwandeling voor we alweer de bus in moesten. Onze eerste stop waren de mangroves waar we konden zwemmen in het verfrissende water. Na een prachtig uitzichtpunt op de turquoise heldere zee en een lunch op Shell Beach reden we terug naar Kalbarri. We verbleven op een range, waar we de laatste uurtjes zonlicht gebruikten om de paarden, ezels, ponys en alpaca’s te aaien. ’s Avonds was er een kampvuur.

Maandag was alweer de laatste dag van de trip. We gingen vroeg op weg en maakte een stop bij Hutt Lagoon, een meer dat dankzij de aanwezigheid van bepaalde algen die carotenoïden produceren een roze kleur heeft (je leert nog eens wat). Daarna gingen we naar een Animal Rehabilitation Centre, een fantastische plek waar een heel scala aan zieke en gewonde dieren werd opgevangen en genezen om weer losgelaten te worden in het wild (zoals een paard, een kameel, twee krokodillen, tig vogels en een stuk of twintig kangoeroes). Het hoogtepunt waren wel de drie joeys (baby kangoeroes), die verweesd waren en nu werden opgevangen door de chef van het rehab centre, Michelle. Michelle zat op het gras een joey te voeden met een fles, terwijl een ander opgekruld in een geïmproviseerde draagdoek naast haar lag en een derde rond hupste maar om de haverklap struikelde over zijn eigen poten. Voor een kleine donatie mochten we een kleine, ingewikkelde joey vasthouden.
We reden weer verder, tot ons laatste stop: sandboarden in op de zandduinen niet al te ver van Perth. We kregen allemaal een sandboard mee en klommen de heuvels op om er vervolgens vanaf de sliden (het had wel wat weg van sleetje rijden). We ontdekten een hoge steile heuvel die erg leuk was om vanaf te sliden, maar het was een verschrikking om weer naar boven te klimmen. Gelukkig was daar de vreemdeling met een quad, die ons met liefde een lift naar boven gaf. Toen we allemaal een keer waren geweest verdween hij als sneeuw voor de zon.
Toen was de eerste tour echt voorbij: we werden in de stad allemaal bij ons eigen huis, hostel of hotel gedropt en ik moest nodig wassen, want al m’n kleren stonken een uur in de wind dankzij kampvuur en kangoeroes.

West Australia: southbound

Dinsdag was het tijd voor de tweede tour: drie dagen in het zuidwesten van WA. Ditmaal werd ik wel op tijd opgehaald en bestond mijn tourgroep uit slechts zeven mensen, plus de gids. Ditmaal een Italiaans meisje van mijn leeftijd, twee Canadese vriendinnen van zeventig, twee middelbare Zuid-Afrikaanse neven en een vrij aparte Australische van eind dertig. Een maf gezelschap, maar het was beregezellig.
We verlieten Perth, maakte een korte stop voor snacks en koffie, en reden de scenic route door de Sterling Ranges. Het landschap was zo verschillend als maar kon van wat ik de afgelopen dagen gezien had: heuvels, meertjes en bomen – in plaats van woestijn, lage struiken en oranje zand. We stopten voor lunch en reden toen door naar Castle Rock: een hoge heuvel getopt met enorme stenen. De wandeling naar de top duurde ongeveer drie kwartier, en vervolgens moesten we nog even klauteren over de stenen tot het platform op de top met een prachtig uitzicht op de wijde omgeving (we hadden inmiddels al drie mensen verloren).
Na de afdaling reden we verder naar Albany, waar we van een zonsondergang genoten op een berg met een oorlogsmonument en uitzicht over de baai. ’s Avonds kregen we een diner in het restaurant van het ho(s)tel.

Woensdagochtend bezochten we twee uitzichtpunten op de oceaan: The Gap en The Natural Bridge, gekenmerkt door enorme rotsformaties en een woeste zee. Het weer werd alsmaar beter en toen we bij onze volgende stop aankwamen, was het warm en de lucht blauw. Deze stop was een schitterend strand met een felblauwe zee met grote rotsformaties in het water. We klauterden over een grote rots heen om bij een geheim strand te komen tussen de rotsen in.
We lunchten met wraps in een nabij stadje en reden toen door naar de Valley of the Giants, een bijzonder bos met enorme en hele oude bomen (de zogenaamde tingle trees) en een boardwalk veertig meter in de lucht om zo de bomen beter te bekijken (ze zijn zo hoog dat je dan nog steeds niet over ze uitkijkt). Op de weg naar onze eindbestemming in Augusta bezochten we een boom waar je naar boven kon klimmen en zagen we heel veel kangoeroes langs de weg.

Op donderdag, de laatste dag, ontbeten we met pannenkoeken en bezochten we eerst een vuurtoren in Cape Leeuwin, daarna een hele mooie grot (Mammoth Cave) en tot slot een strand met surfers. We reden naar Margaret River, waar we lunchten met tapas in een park, en vervolgens doorreden naar een winery voor een wijnproeverij (van maar liefst 10-12 wijnen) en een chocoladefabriek met gratis chocoladesamples. Onze laatste stop was de Busselton Jetty, een gigantisch lange aanlegsteiger van bijna twee km lang (er is zelfs een Eftelingachtige trein op de steiger die bezoekers van het ene eind naar het andere eind brengt). Daarna reden we weer naar Perth.

West Australia: Rottnest Island

Ik had expres één dag extra gepland in Perth omdat ik graag de stad wilde zien, maar kwam er al vrij snel achter dat er niet echt iets te zien was (en bovendien was het enige museum gesloten voor onderhoud, wilde ik net cultureel gaan doen). Veel mensen hadden me inmiddels aangeraden om naar Rottnest Island te gaan: een eiland voor de kust van Perth, bekend om zijn prachtige stranden en quokka’s (een soort pluizige kruising tussen een rat en een wallaby) en waar men rondrijdt op fietsen omdat auto’s verboden zijn (behalve natuurlijke tourbussen, ov-bussen, auto's voor de rangers, ambulances en politieauto's). Op het laatste nippertje boekje ik donderdagavond een ferryticket met huurfiets en mocht daarom vrijdag weer vroeg uit de veren om de shuttlebus naar de haven te nemen. Met mijn nieuwe fiets mocht ik de boot op, die ons al misselijkmakend schommelend in driekwartier naar het eiland vervoerde.

Ik had een ruime vijf uur om het eiland te verkennen, dus fietste ik het hele eiland over en genoot van de (soms zelfs compleet verlaten) witte stranden met turquoise zee, en de meren in het binnenland van het eiland. Een tropisch Vlieland, laten we maar zeggen. De quokka’s waren overal en voornamelijk in de struiken naast het pad. Ze waren totaal niet schuw of agressief, hupsten vriendelijk naar je toe en hielden van een aai over de bol. Oh, en ik zag twee slangen, waar ik net niet overheen fietste. De boot vertrok aan het einde van de middag en we zagen walvissen in het water.
Ik sloot mijn vakantie af met een zeer gezond (lees: goedkoop en vegetarisch) diner van brood met tomatendip; en een fancy ijsje van groenethee-ijs met witte chocola en rozenwaterijs met pistachenootjes.

En zaterdag weer terug naar Melbourne. Want nu is het tijd voor het aller-allerleukste gedeelte van mijn exchange (maar niet heus): de examens. Looking forward.

1 Reactie

  1. Ina:
    10 oktober 2016
    Al weer zo'n week met genoeg actie voor een maand! Ik ben benieuwd naar de foto's van al die natuurfenomenen.