The days on the coast

22 februari 2014 - Byron Bay, Australië

(wegens gebrek aan internet kan ik nu pas mijn nieuwe verhalen uploaden. Dit onderstaande verhaal is van 4 t/m 8 feb)

 

Als je ooit ‘geozificeerd’ wil worden, moet je de oostkust van Australië zeker niet over slaan. Maar welke plekken zijn het bezoeken waard, vroegen we ons af.

Om te beginnen is daar de bekende plek ‘Surfers Paradise’, of eigenlijk het Mallorca van Australië: zon, zee en zuipen. Hoge, kleurrijk verlichte flats en een groot strand vol dronken mensen. Volgens veel mensen die we tegenkwamen was het ‘overrated’, dus zijn we er niet heen gegaan.

Daarom was onze eerste kusstop Coolangatta (‘Cooly’), een rustig strand vlakbij het plaatsje Tweed Heads. Het werd geprezen om de rust, het schone strand en de goeie surfgolven. Erheen gaan was geen probleem. Thuis hadden we een zogenaamde ‘Discovery Pass’ gekocht, een trein- en buspas die op het hele NSW Trainlink (het treinstelsel in New South Wales) geldig is. Helaas was er geen rechtstreekse bus, dus moesten we eerst met een snelbus van Brisbane naar Casino (ong. 4u), waar we McDonalds wrap aten, en daarna van Casino naar Tweed Heads (ong 2,5u). In Tweed Heads aangekomen hadden we geen idee waar ons YHA hostel was, maar gelukkig hielp een vriendelijk Australiër ons en wees ons de juiste bus en de buschauffeur werd dolenthousiast en hoorde ons de hele weg naar het hostel uit over onze plannen en zijn eigen reisverhalen. In het hostel was een film aan de gang in de soortement ‘common room’ en na de film raakten we aan de praat met een medegast genaamd Saul. Hij is een lifeguard en woont op een landgoed vlakbij Lennox Head (tussen Byron Bay en Coolangatta in). Hij zou die volgende dag op een strand in Coolangatta werken en nodigde ons uit om hem op te zoeken.

De volgende dag was het tijd voor onze allereerste zwemervaring in de Stille Oceaan. De golven waren ontzettend hoog voor ons doen (0,5-1 meter) en de stroming sterk. De wind was hard en we werden levend gezandstraald, maar het was allemaal ontzettend fijn. We lunchten in een restaurantje aan eindje verderop en toen we weer buiten kwamen was het weer omgeslagen van warm en zonnig naar warm en regen. We smsten Saul dat we terug gingen i.p.v. naar het strand waar hij was en kwamen als verzopen katjes in het hostel aan. De rest van de middag vulden we met douchen, internetten, skypen, film kijken en eten van de barbecue.

De bus naar Byron Bay zou de volgende dag om 15:13 vertrekken vanuit Tweed Heads. Byron Bay werd ons door iedereen aangeraden: het is eigenlijk een soort kruising tussen een ordinair uitgangscentrum en een stad vol hippies. Een hoop winkels vol alternatieve kleding, straatmuzikanten, cafeetjes met koffie, cake en ijs en je voelt je een beetje kaal zonder dreadlocks en tatoeages.
De shuttlebus van ons hostel naar de stad ging om 14:00, dus hadden we mooi nog even de tijd om ’s ochtends van de zee te genieten. Op tijd terug, de bus in en naar het winkelcentrum waar de bus zou stoppen. Met een broodje van de Subway in onze handen wachtten we hoopvol, maar de bus kwam niet. Wel een hoop lokale bussen en één tourbus met een chagrijnige chauffeur, die – toen ik vroeg of hij van CountryLink was en naar Byron Bay ging – boos antwoordde dat er toch geen CountryLink op zijn bus stond. Paniekerig belden we het NSW noodnummer om te vragen of we wel bij de goede halte stonden en die zeiden van wel en dat de bus gewoon op tijd vertrokken was.
En toen beseften we het: tijdsverschil. Omdat Australië zo groot is, heeft het land verschillende tijdzones, die vaak praktischerwijs gelijk lopen met de grenzen van de staten. De bus reed natuurlijk op NSW-tijd, maar Coolangatta ligt in QLD (Queensland). Dus de bus ging voor NSW om 15:13, maar voor QLD is dat 14:13…
We hadden dus de bus gemist. Gelukkig kwam er om 16:00 een andere bus van CountryLink, die ons kon afzetten in Lismore en we zouden dan daar een andere bus kunnen nemen naar Byron. We zouden dan een hoop tijd kwijt zijn (oorspronkelijk zouden we er om 17:00 zijn, nu om 21:00), maar we hadden geen andere keus. De lieve buschauffeur belde ook nog eens met de overstapbus naar Byron om te vragen of hij nog plek had. In Lismore doodde we de drie kwartier wachttijd  met een kopje koffie en een gedeeld toetje (van cake en brownie en chocolademousse en nog meer lekkere dingen) in een veel te chique restaurant naast de bushalte.
Eindelijk in Byron aangekomen dropten we onze spullen in de YHA en maakten we een avondwandelingetje naar het strand. Onderweg kwamen we John Hoes tegen, een Amerikaan met een Nederlandse achternaam, dus die ons meteen ontzettend tof vond, en werden we aangesproken door een aantal meisjes om naar verschillende clubs te gaan. Op het strand maakten we een praatje met de Belgen Chris (uit Brussel, dus sprak Frans) en Alex (uit Brugge, dus sprak Vlaams), waarbij we een lingua franca nodig hadden omdat anders Chris ons niet kon verstaan. Daarna gingen we ‘op tijd’ terug naar het hostel, want de volgende dag was het tijd voor SURFLES!
We hadden ons in Cooly ingeschreven voor MojoSurf, een grote surflescompagnie die ook surfkampen en privélessen aanbieden, maar daar hadden we de tijd en het geld niet voor. Het werd dus een hele halve dag surfen voor $69.
Om 8:00 ’s morgens werden we verwacht bij de Mojo surfwinkel, die gelukkig niet ver van het hostel zat. Daar kregen we de tijd om ons om te kleden en waardevolle spullen te dumpen, voor we met de bus naar Lennox Head gingen, waar het surfstrand lag. Onze surfinstructeur (de klassieke ‘surferdude’ met een gebruinde huid en door de zon blonde krullen tot zijn schouders) bleef maar zeggen dat we echt geluk hadden met het weer van vandaag en dat de golven echt perfect waren en dat hij jaloers was dat hij zelf niet kon surfen, maar ons les moest geven.
In Lennox Head kregen we een surfshirt en een surfboard en werden we in twee groepen (van ong. zeven mensen) verdeeld: degenen met geen ervaring en degenen voor wie het de tweede les was. Na wat uitleg gingen we meteen de zee in, want leren surfen doe je toch het beste in de praktijk.
Het begin was (in ieder geval voor mij), één grote grap. Mensen die mij kennen weten dat ik absoluut geen sporter ben en bang ben om ergens af te vallen en kopje onder te gaan. Tja, en bij surfen ontkom je daar niet aan. Na de pauze zei de kleine surfkampioen Laurie dat ze me zou helpen, en warempel, ik kon op mijn surfboard staan (maar liefst drie keer) zonder ervan af te vallen! En het was nog leuk ook.
Na ons afgespoeld te hebben in een theekleurig zoetwatermeer aan de andere kant van het strand gingen we weer terug de bus in, waar we een filmpje kregen te zien van een pelikaan die een duif opat. Bij de surfshop aangekomen kregen we de foto’s te zien die tijdens de les waren gemaakt. Je kon ze kopen, maar als het goed is zijn ze ook online te vinden, dus ik zal proberen ze ergens te downloaden (met het mooie logo van MojoSurf er dwars overheen).
Na een lunch van zalmbagel en bananen- en dadelbrood bij Twisted Sista gingen we naar het strand. Daar aten we een ijsje met Sharon, een lieve oud-collega van mij die naar Australië is verhuisd om te werken en reizen en nu in Byron Bay woont. Daarna gingen we terug naar het hostel om te douchen en ons klaar te maken voor een wilde avond. Want Saul had ons uitgenodigd om samen met hem en een vriend van hem van een eigen ‘Ozzie Night’ te genieten op zijn landgoed.
Hij haalde ons samen met Chris (een surferdude die vroeger surfinstructeur was, maar nu buschauffeur) op rond een uur of 19:00 en we reden naar zijn landgoed. Landgoed klinkt misschien wat chique allemaal: het was eigenlijk een soort enorme achtertuin van 9 acre. Toen we eraan kwamen was het al bijna donker en we maakten een groot kampvuur om op te koken.  Na een voorafje van chip&dips kwam het overheerlijke hoofdgerecht, helemaal zelf gekookt op het kampvuur: gepofte aardappel met kangoeroe (jaja), met champignons, uit, honing en macadamiaspread. Yum yum, zeker weten! Als toetje was er chocolade en roosterden we marshmallows in het vuur. Dat allemaal onder het genot van een prachtige sterrenhemel en de doodse stilte om ons heen dat alleen werd opgeschrikt door ons gelach, gitaarmuziek en het geluid van een beest in de bomen (‘Vast gewoon een possum of koala’).

De volgende dag moesten we Byron helaas alweer verlaten. Maar we hadden gelukkig geen haast, aangezien onze bus pas om 17:00 vertrok. We checkten out in het hostel, ontbeten in Twisted SIsta met mijn (nu al traditionele) ontbijt van flat white and roasted banana spread en Mauds traditionele toastie en gingen toen naar het prachtige strand van Byron.
Na een paar uur was het tijd voor een bezoekje aan de Arts Factory Lodge. Dat is een ontzettende leuke, hippieachtige camping een eindje van het centrum vandaan, waar je je eigen tentje kan opzetten, maar ook een hutje of tipi kan huren. Maar helaas hadden we er geen plekje kunnen vinden… Illegaal slenterden we wat rond over het terrein, namen een smoothie en kochten een hippiearmbandje. Na een laatste ijsje en een laatste blik op zee, keerden we terug naar het hostel om onze backpacks op te halen. Op naar de bus voor een nieuw avontuur in The Outback – de cowboycursus!

Foto’s

2 Reacties

  1. Ina:
    22 februari 2014
    Wat een avonturen: ik heb erg gelachen om het tijdsverschil en me zorgen gemaakt over het landgoedbezoek... Heb je het verschil tussen de sterrenhemels al opgemerkt?
  2. Anne:
    23 februari 2014
    Ik kan niet wachten voor de Leconfield verhalen!