The days in the sandy cars

22 augustus 2016 - Byron Bay, Australië

Hèhè, eindelijk vakantie. Na een introductieweek en vijf volle weken studeren, was het deze week dan eindelijk tijd voor een aantal dagen zon, strand en auto’s vol zand. Samen met twee Deense meiden een roadtrip naar Noosa en Byron (twee kustplaatjes aan de oostkust rond Brisbane). De winter in Queensland is nauwelijks winter te noemen: zon en 20-25 graden. Precies wat we nodig hadden.

We vertrokken zaterdag veels te vroeg in de ochtend: om 2:00 ’s nachts stonden we op om via de tram en een shuttlebus naar het vliegveld te komen. De douane boeide het niet veel dat we pincet, flesje water en nagelvijl bij ons hadden, dus dat konden we mooi meesmokkelen. Onze vlucht naar Brisbane duurde slechts twee uur en toen we aankwamen stond onze huurauto al op ons te wachten. Een foeilelijke witte gebutste Ford Falcon (maar hé, redelijk goedkoop en een automaat). Met google maps als onze tomtom reden we in twee uur naar Noosa, ten noorden van Brisbane. Aan de linkerkant rijden was even wenen voor de Deense chauffeusses, maar het ging prima – alleen de eerste rotonde ging bijna fout. Maar ‘gelukkig’ bestaat Noosa voor 90% uit rotonden, dus konden we lekker veel oefenen. We checkten in in ons hostel, lunchten in het naburige café en maakten vervolgens een wandeling naar het dorp en strand om boodschappen te doen. ’s Avonds maakten we mie met groenten en kletsten gezellig met onze Britse kamergenoten.

Zondagochtend maakten we een prachtige wandeling door het national park: een coastal walk over stranden en kliffen, met prachtig uitzicht op zee en springende walvissen en dolfijnen (serieus, en best veel ook nog). Het weer was heerlijk en we aten een lekkere sandwich vlakbij een mierenhoop (dat was wat minder). Na een wandeling van 3u kwamen we aan bij de main beach, waar we de rest van de middag vertoefden in de zon, zwommen in het heldere water en frozen yoghurt aten. ’s Avonds hadden we goede gesprekken met onze Oostenrijkse overburen.

Maandag moesten we vroeg op voor een tour naar Fraser Island, het grootste zanderig eiland ter wereld. We werden opgehaald om 6:00 door een enorme 4WD en reden via het bos en het strand naar de ferry voor Fraser Island. Op Fraser reden we eerst met 80 km/u over de 75-mile beach; de wind was hard en de golven hoog, waardoor we met de auto haas door de branding reden. Halverwege maakten we een stop voor thee met koekjes en daarna reden we het regenwoud in, dat het binnenland van het eiland in beslag neemt. Daar reden we naar Lake McKenzie, een werkelijk prachtig meer met kristalhelder water en een wit strand, dat doet denken aan een Caraïbisch eiland. We verbleven een uurtje aan het strand en genoten daarna van een heerlijke BBQ-lunch met allerlei (pasta)salades en geroosterd vlees. Met uitzicht op twee goanna’s. Daarna maakten we nog een korte wandeling over boardwalks door het regenwoud, voor we terugreden naar de 75-mile beach en de ferry. We reden terug door het Great Sandy National Park waar we kangaroos zagen en stopten voor nog een kopje thee met koekjes. Tegen etenstijd waren we weer terug bij het hostel – een 4WD vol zand achter ons latend – en omdat we lui waren gingen we naar een restaurantje voor pizza en salades.

Dinsdag was onze laatste dag in Noosa. ’s Ochtends maakten we een flinke boswandeling door het national park en zagen we een echidna (een kruising tussen een egel en een stekelvarken). We lunchten met uitzicht op de surfers en brachten de rest van de middag op het strand door.

Woensdag werden we om 7:00 gewekt door het brandalarm (waarom zal voor altijd een raadsel blijven). We moesten een halfuur later sowieso opstaan, omdat we die dag naar Byron Bay zouden rijden. We pakten onze spullen, checkten uit en waren helemaal klaar om te gaan, toen de auto niet startte. De accu was leeg. Gelukkig konden we startkabel lenen van een buurman en had een jongen van het hostel een auto met een werkende accu, waardoor we de auto gelukkig konden starten. 
De tocht naar Byron duurde ongeveer vier uur en we maakten een paar plaspauzes tussendoor, maar waren te bang om de motor af te zetten om langere pauzes te nemen. In Byron aangekomen checkten we in en maakten een strandwandeling naar de main beach. Onze Amerikaanse vriendinnen (die op een vijfdaagse tour van Sydney naar Brisbane waren) waren ook in Byron, dus spraken we op het strand af. We spendeerden de middag op het strand en liepen met een prachtige zonsondergang terug naar het hostel om ons om te kleden. Na een diner van burgers en wraps dronken we een paar wijntjes in een hippe bar, voor we naar Cheeky Monkey's gingen, een soort bar/club met gratis champagne waar je kon dansen op de tafel ("good times, good times").

Donderdag viel het weer een beetje tegen: het was wel warm, maar bewolkt en een beetje klam. We konden van het hostel voor twee uur gratis fietsen huren, waar we mee door de stad naar een ander strand reden en een supermarkt. Verplicht met helm (watjes, die Australiërs).  ’s Middags gingen we naar het centrum voor brownies en koffie en maakten we een wandeling over het strand en de kliffen naar de vuurtoren, voor een spectaculaire zonsondergang, een wilde walibi en gigantische overvliegende vleermuizen op de weg terug. Vroeg naar bed in ons bed vol zand om wat slaap in te halen.

Vrijdag was het weer beter, waardoor we vrijwel de gehele ochtend en een deel van de middag lezend en zwemmend op het strand doorbrachten (af en toe een wolk en windvlaag, maar hé, 25 graden in de winter is best prima). Aan het eind van de middag maakten we nog een wandelingetje door het dorp voor wat souvenirtjes en lychee-ijs.

Zaterdag was een grote reisdag: ’s ochtends vroeg de krakkemikkige auto inpakken, die – wederom – niet wilde starten. We waren er al op voorbereid en de startkabels van het hostel lagen al klaar. Een meisje van het hostel hielp ons, maar zij had er duidelijk even weinig verstand van als wij, want ze sloot de kabels in eerste instantie verkeerd aan waardoor er rook en vonken uit de motor kwamen. Na het omwisselen van de kabels (+ op +, - op -, iedereen weet dat), deed de auto het wel. We reden in één ruk door naar het vliegveld – met een enkel stop om te tanken – waar we de auto inleverde (oftewel, achterlieten in een parkeergarage met de sleutels onder de bestuurdersstoel). Op het vliegveld werden we opgehaald door een vriendin van Anne, Robin: een vijftigjarige single met wie ze samen vrijwilligerswerk had gedaan in Cambodja vier jaar geleden. Robin had een auto en plannen, dus we brachten met haar de hele middag door. We reden naar mount coot-tha (een uitzichtpunt over Brisbane) en South Bank (het groene gedeelte van de stad, met de lagune, marktjes, koffietentjes en parkjes met water dragons), bezochten een museum met moderne kunst, maakten een tour door een wijk met grote dure huizen en dronken thee bij Robin terwijl zij haar kat voerde. Aan het eind van de middag reden we naar een soort food truck festival (het zal eens niet), met gigantisch veel kraampje met eten uit vrijwel alle landen ter wereld. Ik had een Transsylvanische pannenkoek en een smores-cupcake (serieus de beste cupcake ooit).
De daaropvolgende avondvlucht terug naar Melbourne was boeiend: goede gesprekken met mijn Australische buurman en iemand werd onwel, waardoor we bij aankomst moesten blijven zitten tot de dokters hem mee hadden genomen (hij leefde nog, maak je geen zorgen).

Zondag was de laatste dag van de vakantie en een dag die voornamelijk in beslag werd genomen door praktische zaken, zoals boodschappen doen, wassen en huiswerk.
Al met al ben ik weer heerlijk herladen voor het tweede deel van het semester. De vakantie was het perfecte midden tussen dingen doen en lekker relaxen aan het strand. En het weer was stukken beter dan de motregen en 15 graden in Melbourne (wat perfect is om te studeren, maar minder om lekker buiten te zitten). Dus kom maar op met alle nieuwe assignments en examens. We kunnen dit.

2 Reacties

  1. Ina:
    21 augustus 2016
    Was dit echt maar 1 week? Dat doen wij allemaal nog niet in een maand
  2. Oma Klaartje:
    22 augustus 2016
    Lieve Lucinda, ik ben het helemaal met Ina eens.
    En je schrijft zo suggestief, ik voel het zand overal zitten.